Macht is de minst onschuldige van alle duivelse verleidingen. Eentje met soms verstrekkende gevolgen. Macht werkt al op het kleinste niveau, leidt bij spelende peuters tot tranen op het ene gezichtje en een triomfantelijke blik op het andere. Op het hoogste niveau leidt het tot volkerenmoord.
Macht vereist geen bijzondere kwalificaties en zeker geen intelligentie. Integendeel, slimheid werkt, zoals bij veel verleidingen, als een adequaat afweerschild.
Een carnavalsvereniging die tot voor kort entreegeld inde bij de optocht, zegt tegen een vrijwilliger: ‘Elke bezoeker moet betalen. Jij gaat daar staan, bij dat kassahokje, op de hoek van de straat. Zorg dat niemand het parcours op komt zonder te betalen, hoor je dat? Jij bent de baas.’
De vrijwilliger groeit en neemt zijn opdracht serieus. Hij is misschien dom, maar niet doof: jij bent de baas.
Daar heb je de stukjesschrijver met zijn gezin. Ze gaan in de stad een hapje eten want de oudste dochter is jarig. Om bij het station te komen, moet het gezelschap het parcours oversteken.
‘Ho ho’, zegt de vrijwilliger, die zijn borst breed maakt. ‘U moet daar een kaartje kopen.’ Hij wijst naar de kassa.
‘Maar wij gaan niet kijken’, zegt de stukjesschrijver. ‘Wij moeten naar het station.’ Hij wijst naar de overkant. ‘Kijk, dáár.’
De vrijwilliger schudt zijn hoofd, waarin dat zinnetje als in graniet gebeiteld staat: Jij bent de baas. ‘Dat kan iedereen wel zeggen’, zegt de vrijwilliger.
‘U kunt ons nakijken’, zegt de stukjesschrijver. ‘Dan zult u zien dat wij gewoon doorlopen naar het station.’
De vrijwilliger probeert na te denken. Maar dat zinnetje zit in de weg. Hij schudt opnieuw zijn hoofd. ‘Betalen’, zegt hij.
Dan fluistert de duivel de stukjesschrijver wat in zijn oor. ‘Als je me niet doorlaat, schrijf ik een stukje’, zegt de stukjesschrijver. ‘Ik weet hoe je heet.’