Een stoelenmatter die een vinger moet missen, dat is narigheid. Zo’n ambachtsman kan zijn vak minder vaardig uitoefenen. Vandaar dat de Nijmeegse woonwagenbewoner Antoon Stuiver, die zijn brood verdiende door stoelen van een nieuwe deklaag te voorzien, zijn beklag deed bij justitie. Want dat een Nijmeegse arts in 1925 zijn vinger moest amputeren, dat was allemaal de schuld van een politieman, een wachtmeester te paard van de marechaussee te Boxmeer.
Dat vond de stoelenmatter tenminste. De 32-jarige wachtmeester, aangeduid met M.G., dacht er uiteraard anders over. Omdat hij een marechaussee was, een militaire functie, werd zijn zaak niet bij de rechtbank maar door de krijgsraad in Den Bosch behandeld.
Het akkefietje vond plaats op vrijdag 28 mei 1925, in Boxmeer. De wachtmeester hield Stuiver aan want volgens hem had die nog een aantal boetes te betalen. Stuiver, een paar jaar eerder weduwnaar geworden, wilde best meegaan naar het bureau. Maar hij wilde zijn minderjarige kinderen – vier in getal – niet alleen achterlaten in de woonwagen. Daar had de marechaussee echter geen boodschap aan. Tijdens het handgemeen dat volgde, zou hij een vinger van Stuivers rechterhand achterover hebben gedrukt.
Het zou slecht aflopen met die vinger. De Boxmeerse huisarts, dr. W. Nuyens, was de eerste die ernaar keek. “Het is maar een schrammetje”, zo concludeerde die. De stoelenmatter bleef echter last houden van zijn gekwetste vinger. Toen hij er uiteindelijk een arts in zijn woonplaats naar liet kijken, concludeerde die dat de vinger ernstig was aangetast en dat er niets anders opzat dan amputeren. “Die Boxmeerse dokter heeft onder één hoedje gespeeld met de marechaussee”, vond de stoelenmatter.
De aanklager stelde dat de wachtmeester schuldig was aan het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel. De man zou ‘ongemotiveerd en ruw hebben opgetreden’. Hij eiste drie weken celstraf. De advocaat van de wachtmeester herinnerde de krijgsraad er fijntjes aan dat ze hier wel te maken hadden met een woonwagenbewoner: “Nu leert de ondervinding wel, dat men met zulke bewoners heel voorzichtig moet zijn.”
De krijgsraad sprak de wachtmeester vrij. De stoelenmatter had gewoon eerder naar de dokter moeten gaan. De aanklager tekende nog hoger beroep aan, maar ook het Hoog Militair Gerechtshof meende dat de marechaussee enkel zijn beroep had uitgeoefend. De president van het hof vond wel dat de wachtmeester gewoon had moeten toestaan dat de stoelenmatter met woonwagen en al naar het bureau zou komen rijden. Zoals de stoelenmatter zelf had voorgesteld. Misschien moest de leidinggevende van de wachtmeester de beambte daarvoor maar eens flink berispen.