Tegengestelde zuivelberichten deze week. Twee fabrieken, beide voortgekomen uit dorpse melkfabriekjes die begin vorige eeuw zijn ontstaan, gaan verhuizen. De ene verplaatsing, die van de babyvoedingfabriek van Cuijk naar Haps, is een opsteker. Cuijk aan de Maas kan zijn skyline verder verfraaien en de 450 arbeidsplaatsen worden er weliswaar niet méér, maar ze worden wel behouden voor de regio. Dat de zuivelfabriek in Rijkevoort de kaasproductie overhevelt naar Friesland is een ander verhaal: 68 banen weg.
Ik ben één keer in die kaasfabriek geweest. Weet er weinig meer van, maar één beeld staat nog altijd glashelder op mijn netvlies. Een voorafspiegeling van een toekomst die ik ten koste van alles zou moeten vermijden. Het beeld van de sponsman.
We werden rondgeleid door de kaasfabriek in Rijkevoort. We waren jongens nog. Speels en vol kattenkwaad en die kaas, ach, die interesseerde ons geen ene moer. De gids leidde ons niet lángs maar óver de machines. Een hoge galerij bood goed zicht op de productie. Kaas. Nou en.
Toen zag ik de sponsman. De onnoemelijke leegte die zijn gezicht uitdrukte ben ik nooit vergeten. Hij had zijn ogen open, maar ze keken nergens naar. Hij leek ook niets te horen. Afgestompt, dat is het juiste woord. Hij leek er te zijn neergezet als een ultieme waarschuwing aan de bloem der natie: voer geen donder uit en je wordt net zoals ik.
De sponsman. Als ik zijn arm niet die beweging had zien doen, had ik gedacht dat hij een wassen beeld was. De lopende band voerde onafgebroken kazen aan. De spons in zijn hand maakte een draaiende beweging, poetste het vocht weg van elke goudgelen schijf. En dat was het dan. Dat was het werk van de sponsman.
Dat ik hem niet ben geworden, dank ik aan hem. Dankjewel, sponsman.