Delven is dagelijkse kost voor een begrafenisonderneming. Maar niet het onderspit. Toch overkwam het de Boxmeerse begrafenisonderneming Schrijen nu al een paar keer. Het ondernemersechtpaar koestert een grote wens: het door Nöl opgerichte bedrijf vervolmaken met een gebouw waarin op een moderne manier afscheid van het stoffelijke kan worden genomen.
Een crematorium dus. Maar omwonenden en bedrijven gooiden steeds roet in het eten. Cremeren? Mij best. Maar geen oven in ónze buurt, zeiden ze. Ook het plan van een andere ondernemer, voor een crematorium in Sambeek, sneuvelde zo.
De dood laat zich niet uitstellen, maar een crematorium wel.
We moesten naar Venray, afgelopen zomer, om schoonmoeders laatste wens in vervulling te laten gaan. Op de snelweg ernaartoe respecteerden de andere automobilisten de zwarte vlaggetjes aan onze auto’s. Daar niet van. En het afscheid in crematorium Boschhuizen was stemmig en sfeervol. De dood kon niet voorkomen dat een mooie herinnering werd geboren. Maar dichter in de buurt, daar hadden we geen nee tegen gezegd.
Het lijkt er nu op dat de firma Schrijen – what’s in a name – eindelijk een plek heeft gevonden waar een crematorium niet tot weerstand leidt. Da’s mooi. Het is in Cuijk. En dat is ook mooi.
Ik vind het ook wel een beetje grappig. Boxmeer en Cuijk lijken elkaar nooit te kunnen vinden, maar onbedoeld verdelen ze mooi de taken. Zelfs die tussen leven en dood. Mag het Boxmeerse Maasziekenhuis zijn best doen om de Land van Cuijkenaar in leven te houden, als het einde dan toch onafwendbaar is, krijgt de afloop in Cuijk op een stemmige manier zijn beslag. Ik zou de parallel door kunnen trekken naar dieren, door te verwijzen naar het toekomstige slachthuis van Cuijk en de diergeneesmiddelenfabriek in Boxmeer. Maar dat moest ik maar niet doen, zei mijn vrouw.