Of ik de waarde van de Mookerhei ook in euro’s zou kunnen uitdrukken. Ze vroeg het echt, de NRC-journaliste die ik gisteren op de Mookerhei tegen het lijf liep. Vanwege een artikel over de economische waarde van natuurgebieden. Het Centraal Bureau voor de Statistiek wil dat blijkbaar uitvogelen (om eens een natuurterm te gebruiken).
Wat mij een hectare natuurgebied waard is? Poeh.
Ik hoorde een leeuwerik fluiten, hoog boven de Mookerhei, maar ik hoorde geen antwoord in zijn gekwinkeleer. Ik geloof dat het vogeltje het maar een rare vraag vond. Een ding wist ik zeker, zo zei ik tegen de journaliste, die me, met pen en notitieblok in de aanslag, verwachtingsvol aankeek. Even daarvoor had ze me verklapt dat ze tot nu toe teleurstellend weinig wandelaars tegen was gekomen.
Ik weet wat het is om zonder quote thuis te komen. Dus ik deed mijn best. ‘Dit uitzicht’, zei ik, terwijl ik naar het westen wees, waar je nog net een glimp van het zilveren lint van de Maas kon ontwaren, en iets verderop de twee onmiskenbare Cuijkse spitsen, ‘dit uitzicht is uniek, dat maakt dit natuurterrein toch zeker een paar miljoen extra waard.’
Ze keek niet, maar knikte en schreef.
Ook goed, dacht ik.
‘Zou u de Mookerhei ergens tussen de 1 en 10 miljoen euro waard vinden?’, vroeg ze nog. Ik zei aarzelend maar van ja.
Later dronk ik een biertje op het terras van het jachthuis. Een koolmees wipte zich een weg langs de witgepleisterde muren van het hotel, van raamkozijn tot raamkozijn. Toen sprong hij brutaal op het zojuist verlaten tafeltje waar wat kruimels waren achtergebleven. Een buizerd vloog met nonchalante slagen over.
Ik dacht aan wat Nietsche ooit heeft gezegd. Dat de natuur over ons geen mening heeft en dat we er daarom zo graag in vertoeven. Toen dacht ik aan mijn antwoorden en ik vond ze maar niks.