Afval scheiden, poeh. Wordt steeds moeilijker. Steeds vaker sta ik met iets druipends in de hand te aarzelen boven de afvalemmer. De blauwe zak voor het restafval kijkt me met open mond verwachtingsvol aan. Een kwispelend hondje met de riem in zijn bek: gaan we wandelen baasje? Dan sta ik daar met een vaag verpakkingsmiddel dat even daarvoor nog een kant en klare portie tortellini omhulde. Klein stukje plastic aan de bovenkant, stukje karton met in veel te kleine letters alle E-nummers en ten slotte een bakje van iets dat het midden houdt tussen karton, hard plastic, zacht plastic en aluminium. Allemaal aan elkaar gelijmd.
Toe maar baasje, gooi er maar in, roept de blauwe zak hongerig.
Maar in mijn hoofd klinkt de echo van de overheidscampagne die ons al jaren succesvol instrueert hoe wij alle verschillende stukjes afval in verschillende zakken, dozen en emmers moeten stoppen. Een echo die de vorm heeft aangenomen van een engeltje op mijn schouder dat zachtjes fluistert: Rustig blijven, neem je tijd. Eén voor één dat bakje ontleden en elk stukje afval in de daarvoor bestemde bak of zak deponeren.
Mijn geweten is daar best wel gevoelig voor, voor dat zoetgevooisde engelenstemmetje. Maar een worp in de begerige bek van de blauwe duivel is zoveel simpeler.
Mijn afvalophaler, de Afvalinzameling Land van Cuijk en Boekel, heeft iets nieuws bedacht. Sinds kort mogen blik en drankkartons ook in de zak voor het plastic afval. Daar heb ik er niet zoveel van in mijn voorraadkast, maar het maakt mijn dagelijkse afvalscheidmomentje niet eenvoudiger. Afijn, ik doe braaf mee. Eén ding is wel jammer, van dat blik. Onlangs dansten op een stormachtige dinsdag de vederlichte afvalplasticzakken vrolijk door de straat. Met dat zware blik er in gebeurt dat straks niet meer. Zal het missen, dat vrolijke straatballet.
(De Gelderlander, 22 april 2015)