Laatste avond in Au chien qui ronfle. Laatste biertje aan de bar van het campingcafé. Sa’belle, het witgehaarde hondsbeest dat de twijfelachtige eer heeft genoten naamgeefster van dit povere etablissement te zijn, ligt als altijd in diepe slaap. Aan mijn voeten. Geen mens weet waarom, maar vanaf de eerste avond dat ik hier het campingstof kwam wegspoelen, ontbrak ze haar eeuwige slaap als ik mij aan de bar zette, rekte zich uit en sjokte vervolgens mijn kant op, om onder mijn kruk haar dutje voort te zetten.
Volgens Jean, de even morsige als norse kastelein, moest ik dat als een uitzonderlijke eer beschouwen. Want het beest had het normaal niet op toeristen. Mijn ego voelde zich buitengewoon gestreeld en ik gaf spontaan een tour voor iedereen aan de toog. Sa’belle maakte echter korte metten met mijn euforische stemming. Vanonder de barkruk steeg een lucht op die ik gedurende de rest van de avond nog tientallen keren zou ruiken. Haar spijsvertering was niet helemaal comme il faut; dit café had gerust Au chien qui soufle kunnen heten.
Laatste avond in de snurkende hond. Deze avond hoort bol te staan van de melancholie; op deze avond behoor je alle hoogtepunten van je vakantie nog één keer de revue te laten passeren. Maar ik denk aan morgen. Vanaf morgen moet er weer beslist worden. Vanaf morgen moet er weer ja of nee, doen of niet doen worden gezegd over belangrijke en minder belangrijke beslispunten. Gaan we eindelijk verbouwen of toch maar een ander huis? Kopen we een nieuwe auto of moet-ie nog een jaartje mee? Mag de oudste (13) een piercing en zo ja, waar? Tien kilo eraf? Sportclubje zoeken? Nieuw bed voor de jongste? Dvd-speler? Groene stroom? Minder gaan werken? Meer gaan werken? Zakgeldverhoging? KPN-aandelen? Een cavia? Andere bank? De hond laten castreren?
Alleen al het inventariseren maakt moe. En alleen al de gedachte aan al die mitsen en maren die de komende maanden de discussies in huis zullen bepalen, maakt me rijp voor een nieuwe vakantie. Misschien moest ik het maar eens helemaal anders doen. Misschien moest ik nu, op dit moment, gewoon één beslissing nemen. Een algemeen geldend ja of een algemeen geldend nee dat op alle gezinsvragen voor het komende jaar van toepassing zal zijn.
Ik neem een muntstuk van tien francs. Kop is ja, munt is nee. Ik gooi het omhoog, maar in plaats van in mijn hand komt het op de grond terecht. Ik kijk onder de barkruk en zie nog net hoe Sa’belle haar bek opent en in een bliksemsnelle beweging het muntstuk naar binnen slikt. Ze is mooi. Sa est belle. Maar ze is partijdig. Het was vast kop geweest.