Onze gastheer en gastvrouw nemen hun taak iets te serieus. Het oudere stel, met de vut en dus niets om handen en dus gedurende drie maanden de vertegenwoordiging van een Nederlands boekingsbureau op deze Franse camping, hoeft er alleen maar te zíjn.
Ze zíjn niet alleen, ze héérsen ook.
Ze heersen over onze kinderen, over onze auto, over onze dagtochtjes, over ons eten en bovenal over onze schaftkeet. Die zij, geheel in lijn met de fraaie folder van HappyHoliday of hoe de club ook mag heten, heel consequent mobil home noemen.
Het enige mobiele aan de stacaravan is echter de bewoning. Om de veertien dagen kruipt er een ander Hollands gezin in, dat zich vervolgens gedwee door schommelende Ap – 250 pond schoon aan de haak – en schommelende Bep – complicaties na een heupoperatie – over de camping laat leiden.
Nee, mobiel is de aluminium bak niet. Er zitten weliswaar vier wielen onder, zo ontdekte ik toen ik van Ap de gasfles moest verwisselen (moet er echt eens iets gedaan worden, heeft-ie last van zijn rug). Maar de banden zijn lek en de assen rot en het eikenstruweel heeft de keet voor driekwart omzoomd. Als het ding ooit verplaatst moet worden is een houthakker drie Franse werkdagen van de straat.
Ap en Bep bedoelen het goed, zegt mijn vrouw. Ze staan altijd klaar als we iets nodig hebben, zegt mijn vrouw. Mijn verweer dat we nooit iets nodig hebben, dat we godbetert alles bij ons hebben, boort ze met een meewarige glimlach de grond in.
Ap en Bep vertellen hoe we de koffiekopjes moeten afwassen om te voorkomen dat er vuiligheid blijft kleven onder de oortjes. Dat we de auto met de kont naar de caravan moeten parkeren, dat we de campingwinkel links moeten laten liggen en naar de veel goedkopere weidesuper moeten, vijf kilometer verderop. Dat we vooral geen honing moeten kopen van die autochtoon die tweemaal per week zijn karretje zelfgemaakte bijenhoning over de camping zeult (de man was reuze aardig en ik kon de verleiding niet weerstaan hetgeen me een berisping door Ap opleverde).
Met het meeste valt wel te leven. Maar één ding is onvergeeflijk. Ap en Bep heersen ook over ons weer. Elke morgen schrijft Ap met een schoolmeesterkrijtje op het schoolmeesterbord dat voor zijn schamel ingerichte bungalowtent hangt, wat voor weer ons te wachten staat. En Ap krijgt altijd gelijk.
De kinderen rennen ‘s morgens verwachtingsvol naar het bord, want het volgens de folder verwarmde zwembad heeft alleen de zon als verwarmingsbron. Maar sinds Ap me betrapte op de aankoop van een potje miel, hebben we geen zon meer gezien.