Schilderen in de traditie van 17e-eeuwse schilders, maar dan met flinke kwasten op enorme doeken die op de grond liggen. Dat typeert het werk van de Duitse realistische schilder Gregorius Völker. De kleuren spatten ervan af, maar het gaat om ernstige zaken: dat alles in het leven vergankelijk is.
(Gepubliceerd in FD Persoonlijk, het zaterdagmagazine van het Financieele Dagblad, van 2 maart 2024)
Een schilderij van twee felrood gestifte lippen, het is de sensuele glimlach van een vrouw van wie we de rest van het gezicht maar moeten raden. Zo heel bijzonder is dat niet. Maar dat schilderij, in volvette streken op het doek gezet, overvalt je. Want het is groot. Zeg maar gerust: enórm. Het is bijna drie meter breed en twee meter hoog. Een detail van een gezicht dat ontzaglijk vergroot wordt weergegeven, dat dwingt je om afstand te nemen. Je deinst terug, ver naar achteren wil je om die sensuele mond in volle glorie te kunnen bekijken. Waarna je graag terugkeert naar dat doek om van een halve meter afstand te onderzoeken hoe de kunstenaar die grove streken heeft neergezet. Je zou de dik opgebrachte olieverf wel willen betasten. Maar dat mag natuurlijk niet.
We kijken naar een schilderij van Cornelius Völker (1965) dat samen met tientallen andere werken van de Duitse kunstenaar in More, museum voor modern realisme in het Gelderse Gorssel, wordt vertoond. Het is voor het eerst dat schilderijen van de in Düsseldorf geboren en werkende schilder in zo groten getale in Nederland worden tentoongesteld. De expositie was in het najaar in Völkers geboortestad te zien (in het Kunstpalast) en het Gelderse museum neemt het stokje van de overzichtstentoonstelling nu over.
Realistische kunst, de exacte weergave van de werkelijkheid op een schilderij, is na meer dan een eeuw van abstracte experimenten weer thuis in een modern museum. Maar de hedendaagse kunstenaar die een verhaal wil vertellen, of op zoek gaat naar de werkingskracht van een kunstwerk, kan niet volstaan met het zo precies mogelijk naschilderen van een verzameling potjes of een gezicht. De moderne kunstenaar voelt zich niet gevleid door complimenten als ‘goed getroffen’ of ‘het lijkt net echt’. Hij probeert lagen aan te brengen die hem onderscheiden van de secuur penselende amateurschilder.
Bij Völker begint die gelaagdheid al bij de keuze van zijn objecten. Hij noemt het zelf ‘dingen die je eigenlijk niet zou moeten schilderen’. Wat zijn die niet te schilderen objecten dan waar hij toch zijn schildersoog op heeft laten vallen? Ze zijn alledaagser dan alledaags, maar wel een tikkeltje vreemd. Denk aan een pleister die zojuist van een wond is afgetrokken. Of aan een wond die pas gehecht is. Of, nog een tikketje onsmakelijker misschien: een gebruikte tampon.
Het zijn inderdaad niet de meest voor de hand liggende onderwerpen voor een figuratief schilder en Völker kan er alleen daarom al zeker van zijn dat zijn schilderijen niet worden beschouwd als werkjes van de zoveelste fijnschilder van landschappen en stillevens. Hij provoceert. Maar niet om het provoceren zelf. Völkers keuze voor uitzonderlijke, alledaagse motieven heeft tot doel de kijker te verleiden beter te kijken: ‘Normaal gesproken merkt niemand op dat ergens kleding rondslingert, goedkope alcohol staat of ergens een stukje gekreukeld papier slingert. Al deze objecten worden over het hoofd gezien. Mijn schilderijen werpen licht op deze onopgemerkte verschijnselen, de schilderijen voegen er waarde aan toe’, zo laat hij optekenen in de catalogus die de expositie begeleidt.
Behalve de ‘ongewone alledaagsheid’ hebben de onderwerpen van Völker nóg een overeenkomst. In meer of mindere mate zijn het voorbeelden van kwetsbaarheid en vergankelijkheid, net zoals het leven zelf. Dat plaatst de Duitse kunstenaar, en dat is doelbewust, in de traditie van 17e-eeuwse schilders die excelleerden in stillevens waarin ze het motief van dood en vergankelijkheid, vanitas genoemd, verwerkten. Ook in zijn lichtgebruik verwijst Völker naar de grote meesters van toen. Alleen is het kaarslicht van de 17e eeuw vervangen door het licht van een sigarettenaansteker.
Van die klassieke meesters onderscheidt Völker zich natuurlijk ook door de enormiteit van zijn doeken en door een grove schildertoets. En er valt nog iets op: hij isoleert zijn objecten van de werkelijkheid. Hij schildert ze tegen een neutrale achtergrond en zonder enige decor.
Er is nog een ander opvallend verschil, dat hem bovenal een hedendaags schilder maakt en geen kopïst van 17e-eeuwers. De vergankelijke vruchten die hij schildert liggen niet op een fruitschaal, maar ze zitten in glazen potten. Alsof ze zó uit het schap van een hedendaagse supermarkt zijn geplukt. Dat maakt de kijker weer aan het twijfelen. Want dat moderne inmaak- en conserveringsproces van fruit en groente, dat vertraagt die vergankelijkheid nogal.
De Duitse kunstschilder lijkt zich op zijn gemak te voelen in een gebied tussen traditie en vooruitgang in. Onderwerpkeuze, lichtgebruik maar ook de vormen en motieven en het materiaal waarmee hij werkt – olieverf op doek -, zijn heel traditioneel, maar de manier waarop hij inzoomt op details en zijn uitbundige kleurgebruik zijn allesbehalve ouderwets. Zijn objecten, zoals die tampons en pleisters, mogen wat macaber overkomen, maar zijn ze akeliger dan de vele schedels die we vinden op 17e-eeuwse vanitasschilderijen?
Vergankelijkheid is onlosmakelijk verbonden met het verstrijken van de tijd en tijd is het tegenovergestelde van stilstand, het is beweging. In nogal wat werken van Völker vinden we die beweging terug. Zoals in zijn wolkenschilderijen. Ze mogen dan wat onlogische kleuren hebben en het zonder decor moeten doen, ze staan wel degelijk voor beweging. Geen wolk blijft immers ooit hangen op dezelfde plaats. Dan zijn er nog de schilderijen van lichamen in verschillende stadia van beweging, zoals van een man die zich stuntelig aankleedt.
Nog even over die potten uit het schap van de supermarkt. Völker schildert nooit foto’s na, hij schildert, zoals dat heet, ‘naar de natuur’. Alles wat hij aan het doek wil toevertrouwen, moet hij tot in detail in zijn atelier van alle kanten kunnen bekijken. Dus sjouwt hij al die objecten naar binnen. Soms blijkt dat een bijna onmogelijke opgave. Want ook de pistolen die hij geschilderd heeft, maar ook de cocaïne en partydrugs wilde hij per se van dichtbij kunnen bekijken. Daarvoor moest hij contacten leggen met de onderwereld, zich inlaten met louche volk en uiteindelijk met de nodige bibbers over straat gaan met een echt pistool in zijn binnenzak.
Met die wetenschap kijk je net wat anders naar zijn stillevens. Je ziet het voor je, hoe hij zich schichtig door donkere steegjes begeeft, met de schaduw van de gevels als zijn beste vriend. Hoe hij zijn grote, nog maagdelijke doeken plat op de grond van zijn atelier legt – Völker zet zijn doeken niet op een ezel – en met grote kwasten in de weer gaat, hoe hij om de zoveel tijd op een trap klimt om van boven het resultaat te bekijken. En maar hopen dat niemand hem gevolgd heeft, dat de klop op de deur achterwege blijft.
Gregorius Völker, Things You Should Not Paint, te zien in More, Museum voor modern realisme, in Gorssel, van 10 maart tot en met 23 juni 2024