(Gepubliceerd in FD Persoonlijk van Het Financieele Dagblad van 29 juli 2023)
Musea voor moderne kunst zoeken naar manieren om inclusiever te zijn. Je kunt een zaal vol werk van vrouwen hangen, maar dan ben je nog steeds exclusief bezig. Misschien werkt het wel als je die werken met elkaar verbindt door een gemeenschappelijk thema. De Kunsthalle Düsseldorf probeert het.
Wie heeft deze schilderijen gemaakt, van wie is dit fraaie plastiek van een vrouw met een tijgerhoofd? In deze zalen moet je zelf een weg zoeken, de informatiebordjes ontbreken. Een audiotour? Vergeet het maar.
Misschien heb je bij de kassa dat kleine foldertje mee gegrist. Dan heb je in ieder geval een plattegrondje, met nummers die naar de schilderijen verwijzen en summiere informatie bieden. Ook dan blijft het bezoek van deze expositie een zoektocht.
Het enige wat je weet, is dat dit een tentoonstelling is van het werk van vijf vrouwen en een tot vrouw getransformeerde man.
Die unhintergehbare Verflechtung aller Leben, zo heet de tentoonstelling in de Kunsthalle Düsseldorf. Vrij vertaald: alles is met elkaar verbonden. Deze expositie belooft dat je kennismaakt met kunstwerken in een moderne setting, die van inclusiviteit. En inclusiever dan dat – alles is verbonden – kan een thema bijna niet zijn.
Misschien zou je zelfs dít niet moet weten: dat het hier om kunstwerken gaat die gemaakt zijn door vrouwen en een transgender. Een tentoonstelling zonder enige kennis van gender, kleur, ras of culturele identiteit, dat is pas een ultieme inclusieve expositie. Maar zover durfden de samenstellers niet te gaan; vandaar toch dat foldertje.
Veel musea worstelen met de vraag hoe zij hun presentaties inclusiever kunnen maken. Ze zoeken een balans tussen de veelal ‘witte kunst’ van mannelijke makers en de werken van vrouwen en kunstenaars van kleur en kiezen vaker voor thema’s als gender en identiteit.
Er is een valkuil. Hang je schilderijen bij elkaar enkel en alleen omdat ze gemaakt zijn door vrouwen of door gekleurde kunstenaars, dan plak je daar ook een etiket op: dit is ‘vrouwelijke’ of ‘gekleurde’ kunst. Zo’n label sluit dan andere kunst uit en dat is natuurlijk weer níet inclusief. Wat misschien wel werkt, is een rode draad die niets met geslacht of ras te maken heeft, een ruimer thema dat de werken verbindt. De Kunsthalle probeert het.
Zoals wel vaker met thema’s: het oogt wat geconstrueerd. Geen van de zes schilders zal voor een maagdelijk blad papier of doek hebben gestaan met het idee een kunstwerk te scheppen dat vervlechting als thema heeft. Van de andere kant is het een veilig thema: natuurlijk is alles met alles verbonden.
Oud werk vormt het hart van de expositie. Het zijn de tekeningen van de 79-jarige Duitse kunstenares Ilse Henin (1944). Hoe verhoudt haar werk zich tot het werk van hedendaagse vrouwelijke kunstenaars? Een artistieke confrontatie van het werk van een feministe van de tweede golf met exponenten van de derde is het resultaat. Vraagstukken van mannelijke dominantie en onderdrukking, van gender en identiteit en al dan niet typisch ‘vrouwelijke’ motieven komen aan bod.
Henin is interessant omdat ze een kunstenaar is die bezweek onder de dominantie van mannen in de jaren ’60 en ’70. De periode mogen we dan beschouwen als een kraamkamer van vrijheid en individuele ontplooiing, in de kunst hadden vrouwen nog weinig in de melk te brokken. Mannen maakten de dienst uit in musea en galeries en mannelijke kunstenaars werden beroemd. Dat frustreerde Henin dusdanig dat ze in de jaren ’70 besloot om haar artistieke carrière te beëindigen.
Later pakte ze de draad weer op en besloot zich niets meer aan te trekken van de heersende mores. Op haar tekeningen herkennen we vrouwelijke figuren. Geen schoonheden of lustobjecten, je moet soms moeite doen om in de kinderlijk ogende schetsen vrouwelijke contouren te ontdekken. Haar stijl is ongepolijst en kleurrijk; of we haar tekeningen mooi vinden, lijkt haar niet te interesseren. Voor haar valt een kunstwerk niet samen met schoonheid. Soms zien we een hond of een vogel die in nauwe verbinding staan met een menselijke figuur. O ja, dat is natuurlijk de vervlechting van de mens met de natuur.
Een groter contrast is nauwelijks denkbaar als je oversteekt van de zaal van Henin naar de overkant. Je staat oog in oog staat met de fabuleuze kleurenpracht van Soraya Shargi (1988). Weg zijn de primitieve, treurige, in zichzelf gekeerde vrouwenfiguren van Henin. Hier staan zelfbewuste, krachtige, jonge vrouwen in een utopische, matriarchale omgeving vol bloemrijke ornamenten. Soms moet je ze zoeken in een jungle-achtige omgeving. Hier zijn alle compositorische elementen met elkaar vervlochten, de bloemmotieven met de onschuldige gezichten van licht androgyne en toch onmiskenbaar vrouwelijke wezens. Heel krachtig zijn ze; deze vrouwen zitten niet te wachten op mannelijke leiders om te volgen, noch op mannelijke helden om door gered te worden.
Al even krachtig zijn de vrouwen op de schilderijen van die andere jonge kunstenares, Gisela McDaniel (1995). Haar schilderijen laten zich niet knechten door de lijst, ze groeien er letterlijk uit, bijvoorbeeld in de vorm van bloemen, of vervlechten zich met een ander doek. McDaniel schildert voornamelijk inheemse, gekleurde vrouwen in een geposeerde setting. De portretten zijn in krachtige verfstreken op doek gezet. Alhoewel de meeste een ellendig verhaal te vertellen hebben – de personages zijn slachtoffers van geweld – getuigen ze toch van verzet en veerkracht. De verhalen zijn te horen uit luidsprekers naast de schilderijen. Wie naar vervlechting zoekt, vindt die in de verwevenheid van alle elementen: de bloemen, de gekleurde stenen, schelpen, juwelen, de sofa’s waarop de vrouwen zich vol zelfvertrouwen hebben uitgestrekt.
Keltie Ferris (1977, VS) is als vrouw geboren, maar afficheert zich uitdrukkelijk als een mannelijke kunstenaar. Zijn serie afdrukken van zijn eigen lichaam, gemaakt door zichzelf met olieverf te besmeuren en zich daarna tegen een doek aan te drukken, gaan uitdrukkelijk over zijn eigen identiteit. Kunstenaar en kunstwerk vervlochten tot één. Hayv Kahraman (1981, Irak) baseert zich bij het schilderen van vrouwen op de ervaringen van getraumatiseerde vluchtelingen. Maar net als bij McDaniels zien we hier geen verdrietige schepsels, maar vrouwen die, ondanks de onvrije houding waarin ze zijn afgebeeld, de kijker zelfbewust en krachtig aankijken. Emma Talbot (1969) ten slotte vraagt veel aandacht met een monumentaal werk van bijna 14 meter lang en 3 meter hoog. In de aan twee kanten te bekijken collage zijn motieven van milieu, feminisme en technologie met elkaar versmolten.
Wat beklijft na bezichtiging van alle werken, is de power die hedendaagse vrouwelijke kunstenaars tentoonspreiden. Het is goed om te kunnen vergelijken met het werk van Henin, de senior onder de kunstenaars. Bij haar is de vrouw nog aarzelend een eigenstandig individu. Bij haar jongere vakgenoten hebben de afgebeelde vrouwen die aarzelingen van zich afgeschud en tonen ze zich als krachtige figuren die, zelfs met traumatische ervaringen, zelfbewust overkomen.
Blijven we zitten met één vraag: de tentoonstelling mag dan een universeel thema hebben, op bijna al die werken spelen vrouwen de hoofdrol en ze zijn bijna allemaal door vrouwen gemaakt. Is dan misschien toch ‘vrouwelijke kunst’?
info:
Tentoonstelling Die unhintergehbare Verflechtung aller Leben, Kunsthalle Düsseldorf, Grabbeplatz 4, Düsseldorf, tot 17 september 2023. www.kunsthalle-duesseldorf.de
Foto: Shargi Soraya, Rising with the song of nymphs.