Vrouwen in de kunst zijn lange tijd ondergewaardeerd. Zelfs na de tweede feministische golf lukte het weinig vrouwelijke kunstenaars erkenning te krijgen. Steeds meer musea zien nu in dat het hoog tijd wordt om de steven te wenden. Zoals het Bonnefanten in Maastricht.
Gepubliceerd in de zaterdagbijlage FD Persoonlijk van het Financieele Dagblad van 22 april 2023
Voorjaar 2019 stelde museum De Fundatie in Zwolle ‘de vijftig Nederlandse kernkunstwerken vanaf 1969’ tentoon. Gastconservator Hans den Hartog Jager koos niet voor een verdeling fifty-fifty in de verhouding man-vrouw. Dat valt hem niet kwalijk te nemen. Hij keek immers terug en in de halve eeuw daarvóór was de verhouding nu eenmaal scheef. Daardoor gaf de expositie misschien wel een reëel beeld van de aandacht voor vrouwelijke kunst: slechts tien van de vijftig werken waren door een vrouw gemaakt. Een bedroevend beeld, zelfs na twee feministische golven. Alleen de jaren ’90 waren, als we de selectie mogen geloven, gloedvolle jaren, waarin bijvoorbeeld Rineke Dijkstra en Marlene Dumas veel belangstelling kregen.
Anno 2023 beseffen museumconservatoren dat een samenleving waarin iedereen ertoe doet ook een inclusieve benadering vereist bij het samenstellen van tentoonstellingen. Dus krijgen vrouwen in de kunst meer aandacht. Museum Singer Laren liet afgelopen najaar met de expositie ‘De nieuwe vrouw’ de veranderende maatschappelijke posities zien van vrouwen. Hoofdthema’s waren beeldvorming en emancipatie. Er waren heel veel ingelijste vrouwen te zien tijdens de expositie, het gros door mannen geschilderd.
Met het project ‘Vrouwen van het Rijksmuseum’ werkt het Amsterdamse Rijksmuseum aan achterstallig onderhoud. Het Rijks onderzoekt de rol van vrouwen in de eigen collectie. Een voorlopige conclusie is dat in de hoogtijdagen van de Nederlandse schilderkunst – de zeventiende eeuw – meer vrouwen een belangrijke rol speelden dan we tot nu toe hebben aangenomen.
Ook het Bonnefanten in Maastricht richt de blik meer op het werk van vrouwelijke kunstenaars. Er is nu, in tien zalen, een tentoonstelling ingericht met werk van uitsluitend vrouwen, werk uit de eigen collectie. Daarnaast zet het museum drie vrouwen in het zonnetje die de afgelopen decennia voor vrouwelijke collega’s de weg effenden.
Zo’n tentoonstelling had samenstelster Paula van den Bosch vijfentwintig jaar geleden, toen ze aantrad als conservator, niet kunnen maken. Want, zo blijkt uit haar eerlijke verantwoording, de basiscollectie van het Bonnefanten bezat toen nog geen enkel werk van vrouwen. Dat is inmiddels wel anders, zo laat de expositie zien.
Vrouwen kregen lange tijd geen podium. Dat was honderd jaar geleden schrijfster Virginia Woolf (1882-1941) al een doorn in het oog. Zij publiceerde in 1929 het essay A Room of One’s Own, een titel die het Bonnefanten gebruikt voor de huidige expositie. Met ‘A Room of One’s Own’ bedoelde Woolf niet alleen dat artistieke vrouwen, heel praktisch, over een eigen kamer of atelier moesten kunnen beschikken. Die ‘room’ was ook een metafoor voor de ruimte die de kunstenaressen in de samenleving en in het bijzonder in de kunstwereld, moesten bevechten.
In het Bonnefanten springen vooral de drie gastpresentaties in het oog. Op eigen wijze hebben deze drie vrouwen, van wie twee op leeftijd – Marijke Stultiens is geboren in 1927 en Lydia Schouten in 1948 – en de derde, Carol Rhodes (1959-2018) vroeg overleden, in een wereld waarin mannen de norm waren die ‘ruimte’ verworven.
Dat deden ze bijvoorbeeld door te pionieren met niet voor de hand liggende kunstvormen. Zoals Lydia Schouten heeft gedaan. Een grote zaal is gewijd aan de bijzondere installatie Shattered Ghost Stories. De zaal baadt in blauw licht. Op kniehoogte zweven vier vrouwen door de ruimte. Spots aan het plafond belichten de hoofden van wat poppen blijken te zijn. Dichterbij gekomen hoor je zacht gemurmel uit speakers komen. Het is magisch en science fiction tegelijk.
Deze installatie is van 1993 en dat gaf het museum de gelegenheid een bijzonder verhaal te vertellen. Een documentaire geeft ons een kijkje in de keuken. Want hoe werkt dat eigenlijk als je een ingewikkelde installatie, die jaren niet te zien is geweest, van stal haalt? Een schilderij hangt onder ideale omstandigheden in een depot, hoef je alleen maar af te stoffen en op zaal te hangen. De documentaire toont ons wat er bij komt kijken als je een ingewikkelde installatie uit de mottenballen haalt. Praktische vragen dringen zich op, zelfs als de kunstenares bij de montage aanwezig is. Hoe hingen die poppen ook alweer? Moeten die spotlights niet vervangen worden door led-lampen? Alleen al die documentaire maakt een bezoek aan het Bonnefanten de moeite waard.
Schouten (1948), eigenlijk beeldhouwster, koos in de jaren ’70 voor de directe confrontatie met het publiek. In performances waarin ze haar lichaam gebruikte, stelde ze thema’s als erotiek en seksualiteit aan de orde. ‘How does it feel to be a sexobject’ deed de nodige stof opwaaien. In het decennium daarna bleven die thema’s nooit ver weg, maar koos ze voor videokunst. Later bouwde ze installaties. Jezelf kunnen zijn, als mens en als kunstenaar, in een tijdsgewricht waarin dat niet vanzelfsprekend is als vrouw, dat zou je als haar drive kunnen beschouwen.
Ook Marijke Stultiens, in 1927 geboren als Thunnissen, werkte tegen de stroom in. Ze was in 1949 de enige vrouw aan de schildersopleiding van de Jan van Eykacademie. Net als Schouten experimenteerde ze met verschillende technieken. Ze werkte eerst met textiel, later ook met keramiek en papier. Anders dan haar leeftijdsgenoten negeerde de Limburgse kunstenares de geldende normen: vrouwen, artistiek of niet, werden geacht zich te richten op de zorg voor de kinderen en een schoon aanrecht. Ook een onderbreking toen haar kinderen klein waren zag ze niet zitten want een gat in je carrière overbrug je nooit, aldus Stultiens.
Die carrière duurt nu al zeventig jaar. Het Bonnefanten toont enkele zeer kleurrijke werken, zoals het indrukwekkende, van papier maché gemaakte ‘Schalen in Tentoonstelling Roermond’.
De derde vrouwelijke kunstenares die het Bonnefanten voor het voetlicht brengt, is de Schotse Carol Rhodes (1959-2018). Zij had een heel eigen verstandhouding met het landschap. Om te beginnen waren haar geschilderde landschappen fictief. Daarnaast koos ze letterlijk voor een ongebruikelijk perspectief, namelijk dat van een vogel. Ten slotte tekende ze geen glooiende Britse heuvels, maar industrieel ogende taferelen. Zoals het bovenaanzicht van een fictief vliegveld of het kluwen van een verkeersknooppunt.
Critici zien in die imaginaire landschappen zelfportretten. Omdat Rhodes, geboren aan de Ganges in India, haar leven lang heimwee heeft gehad naar het landschap van haar jeugd. De afstand die je als kijker voelt bij haar ‘luchtopnames’, zou je kunnen zien als de afstand die zij voelde ten opzichte van het landschap van haar jeugd.
Rhodes was behalve kunstenares ook een voorvechtster van radicaal feminisme in Glasgow. In een stad waarin het kunstenaarsleven werd gedomineerd door mannen, maakte zij zich sterk voor een gelijke rol als vrouwelijke kunstenaar en werd een voorbeeld voor veel vrouwen na haar.
Drie vrouwen met elk een eigen museumzaal, dat is een mooi begin richting fifty-fifty.
—
De tentoonstelling ‘A Room of One’s Own’ in het Bonnefanten te Maastricht is het hele jaar 2023 te zien en sluit af op 7 januari 2024. Meer informatie: bonnefanten.nl
—
Bij de foto: Lydia Schouten, Shattered Ghost Stories, 1993, multimedia installatie met spotlights, poppen, speakers, rubberen hoofden en rook, collectie Museum Arnhem, foto: Annet Delfgaauw.