Kunstenaars die zich laten inspireren door planten, vruchten of bomen, dat lijkt iets van lang geleden. Toch zijn er hedendaagse kunstenaars die de vormen en structuren van de natuur opnieuw ontdekken. Komt het misschien omdat er steeds minder van is?
Gepubliceerd in FD Persoonlijk van het Financieele Dagblad op 30 juli 2022
Neem nou de aardbei. Een rode vrucht met pitjes aan de buitenkant. Weersta de verleiding om in dat sappige zomerkoninkje te bijten en bekijk die vrucht eerst eens nauwkeurig. Als je goed kijkt, zie je dat die pitjes er niet lukraak op zitten. Ze zijn spiraalvormig gerangschikt, volgens een structuur die we sinds de Middeleeuwen de reeks van Fibonacci noemen.
Die harmonieuze ordening vind je ook in andere groeivormen terug en inspireerde door de eeuwen heen vele kunstenaars. Zelfs de gulden snede, een klassieke ordening van elementen op een schilderij, ligt eraan ten grondslag.
Vruchten, planten en bomen hebben kunstenaars door de eeuwen heen veelvuldig geïnspireerd. Denk aan het fruit dat zich hapklaar laat aanschouwen op zeventiende-eeuwse stillevens. Of de pioenroos die zich bijna laat ruiken op een bloemstilleven uit de Gouden Eeuw. Of aan het bloeiende amandeltakje van Vincent van Gogh.
De status van planten als kunstobject werd versterkt door de opkomst van de botanie, de wetenschap die planten bestudeert. Onbekende planten uit de nieuwe wereld werden minutieus nagetekend zodat mensen in de oude wereld er kennis mee konden maken. Zo ontstond botanische kunst, een ambacht dat zich op het snijvlak van wetenschap en kunst nestelde.
Je zou denken dat de natuur als inspiratiebron zo onderhand wel is opgedroogd. Maar hedendaagse kunstenaars, van over heel de wereld, lijken opnieuw geïnspireerd te zijn door de natuur, haar vormen en structuren. In een nieuwe expositie geeft het Kröller Müller Museum in verschillende thema’s een overzicht van die hernieuwde belangstelling van kunstenaars voor planten en bomen.
Terug naar ons ‘aardbei-onderzoek’. Het museum toont ons een tweeledige tekening van Sjoerd Buisman (1948). Die verbeeldt perfect hoe je op twee manieren naar de natuur kunt kijken. Spiralen bij Opuntia gosseliniana laat links een cactus zien, compleet met de stekels die, als de pitjes van een aardbei, lukraak over de plant lijken te zijn gedrapeerd. Maar rechts op de tekening geeft Buisman de plant nog eens, schetsmatig, weer. Nu heeft hij de stekels met elkaar verbonden. Zoals er een figuur ontstaat als je de puntjes in een cijferpuzzel met elkaar verbindt, zo wordt op Buismans schets zichtbaar dat die stekels volgens een strakke ordening zijn gegroeid. En ook hier herkennen we de spiraalachtige structuur van Fibonacci. De chaos van de natuur is een ogenschijnlijke.
Al zijn hele carrière, die meer dan vijftig jaar omspant, laat hij zich inspireren door de natuur en met name door groeivormen. In 1987 werd de beeldentuin van Kröller Müller al uitgebreid met zijn beeld Phyllotaxis, een in cement uitgevoerde, uitvergrote groeispiraal van een bleekselderij.
Buismans fascinatie voor de natuur komt voort uit nieuwsgierigheid. Hij wil weten hoe een groeiproces verloopt, maar vooral wat er gebeurt als de mens ingrijpt in de natuur. Hij legt een knoop in de tak van een knotwilg en aanschouwt wat er daarna gebeurt.
Daarmee was hij zijn tijd ver vooruit, kun je concluderen als je de expositie in het Kröller Müller bekijkt. Volgens de curatoren is de klimaatverandering, de bijna apocalyptische dreiging dat veel plantensoorten verdwijnen – alleen al in Nederland staan 530 van de 1432 wilde plantensoorten op de rode lijst – een reden dat kunstenaars hun aandacht weer op planten en bomen richten. De opwarming van de aarde is een ingrijpen in de natuur die zijn gelijke niet kent. Ook andere kunstenaars dan Buisman zijn weer geïnteresseerd in bloemen en planten. Nu die er nog zijn.
Eén van die kunstenaars is de Amerikaan Mark Dion (1961). Hij vult curiositeitenkabinetten: vitrinekasten waarin uiteenlopende objecten zonder enige ordening worden tentoongesteld. De fantasierijke kabinetten moeten de kijker in verwarring brengen. Zodat we ons realiseren dat de manier waarop wij naar natuur en milieu kijken helemaal niet objectief is. Het is een chaos, zo wil Dion ons wijsmaken. Waarmee hij de autoriteit van de wetenschap, maar ook van musea, de manier waarop zíj bepalen hoe wij kunst moeten ervaren, aan de kaak stelt. In het Kröller Müller is een kabinet van Dion te zien met voorwerpen die hij verzamelde tijdens een vier weken durend verblijf in het oerwoud van Venezuela.
Het engagement is ook aanwezig in het project van Anaïs Tondeur. De Française exposeert een soort van fotogrammen van planten die zijn geplukt in Tsjernobyl, waar in 1986 een kernreactor ontplofte. Een ramp waarvan de gevolgen deels onzichtbaar waren of pas op langere termijn zichtbaar werden. De fotogrammen, op verschillende momenten gemaakt, laten de veranderingen zien die de flora van Tsjernobyl ondergaat.
Wat zeker ook bijdraagt aan de vergrote belangstelling van kunstenaars voor planten is de vooruitgang van de wetenschap. Steeds vaker komen biologen met aanwijzingen dat planten veel intelligenter zijn dan wij dachten. Dat bomen via hun wortelstelsel met elkaar communiceren. Dat planten kunnen ruiken en zelfs voelen. Dat planten minder zielloos zijn dan we denken, wat de mystieke kracht, die sommigen in planten ervaren, vergroot. Voor die veranderingen zijn kunstenaars niet ongevoelig, zo blijkt.
De Schotse beeldend kunstenaar Ian Hamilton Finlay (1925-2006) zette planten al eerder op een hoger niveau door ze menselijke eigenschappen toe te dichten. Al waren dat niet zulke fraaie karaktertrekken: ‘De saaie noodzaak om te wieden ontstaat doordat elke gezonde plant een racist en een imperialist is.’ Een intrigerend werk van de Schot is een tekening waarop hij een Franse guillotine laat overwoekeren door een klimop.
Dat planten ook de drager kunnen zijn van een politiek statement, is dit jaar onder meer te zien op de Biennale van Venetië, in het paviljoen van Estland. Het duo Kristina Norman en Bita Razavi legt met behulp van een filmtrilogie en performances het vergrootglas op de orchideeën die eeuwen geleden op Java, tijdens de Nederlandse overheersing, werden gezocht en gecultiveerd. Die exploitatie van tropische planten verborg een duister verhaal over koloniale exploitatie. Toeschouwers ontmoeten in een botanisch paviljoen karakters uit het koloniale verleden en heden.
Het politieke engagement was ook niet ver te zoeken in het werk van de Duitse beeldend kunstenaar Joseph Beuys (1921-1986). Beuys was een groot voorstander van ecologische politiek en zelfs mede-oprichter van de Duitse partij Die Grünen. Hij was echter ook zeer geïnteresseerd in de vorm en symboliek van planten. Volgens Beuys staan mens en plant in een gelijke relatie. Over bomen zei hij dat ze niet belangrijk waren om het leven op aarde in stand te houden, maar om de menselijke ziel te redden. In zijn werk was hij vaak op zoek naar de mysteries van de natuur. Maar ook in de natuur zelf. Een uitspraak van Beuys, gedaan toen hij in Canada een bepaald plantje zocht, is de titel geworden van de expositie in Kröller Müller. ‘Botanischer Wahnsinn’, verzuchtte Beuys toen hij het plantje niet kon vinden.
Tentoonstelling ‘Botanischer Wahnsinn’, Kröller Müller Museum, tot 30 oktober.
Foto: Green man, van Loïs Weinberger