Ik reed donderdag over de Julie Postelsingel in Boxmeer en de oranje protestborden waren niet te missen. Daar werd gedemonstreerd bij de coronaprikbus van de GGD. De borden lieten aan duidelijkheid niets te wensen over. Die waarop stond ‘Geen gifspuit voor onze kinderen’ bleef langer hangen dan de andere. Er schoot van alles door mijn hoofd, maar de belangrijkste, hoorde ik mezelf mompelen toen ik in de bouwmarkt op zoek ging naar tie-wraps, was toch wel dat ons recht om te demonstreren een groot goed is. Met hoeveel spandoeken heb ik zelf wel niet gelopen?
Toch knaagde er iets. Bij de kassa wist ik nog niet wat het was.
Op de terugweg koos ik dezelfde weg. Opnieuw passeerde ik de meute. Ik nam de situatie beter in me op. Zag de borden, de verbeten gezichten van de actievoerders, de dranghekken en de boa’s en en ik stelde me voor dat ik er zelf een prikje ging halen. Ik zou me behoorlijk geïntimideerd voelen door die feloranje borden. Zouden ze me ook nog toeroepen dat ik gif in mijn arm ging laten spuiten? Ik zag beelden uit een documentaire van Louis Theroux, van een abortuskliniek in Amerika. Anti-abortusdemonstranten intimideerden bij de ingang zwangere vrouwen die een moeilijke beslissing in hun leven hadden genomen.
Ik realiseerde me dat de actievoerders bij de prikbus niet demonstreerden tegen de overheid die de vaccinatiecampagne heeft bedacht, maar tegen medeburgers die, weloverwogen, dat moet haast wel als je je zó laat nog eens laat vaccineren, alsnog een prikje gingen halen. Dit was geen demonstratie, dit was intimidatie. Ik las gisteren dat 58 mensen zich niets van dat respectloze gedoe hebben aangetrokken, zich gewoon lieten prikken. Welkom bij de club.