Aflevering 133 van Sprekend Verleden
Cornelis Remmen, burgemeester van Oeffelt in de jaren twintig van de vorige eeuw, is er vast van overtuigd dat een van zijn inwoners een ernstige misdaad heeft gepleegd. Maar bewijzen kan hij het niet. Die inwoner, H.C., dient via zijn advocaat op 5 december 1928 een gratieverzoek in bij koningin Wilhelmina. C. is eerder dat jaar veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, een straf die het gerechtshof, in hoger beroep, heeft verzwaard en niet zo’n beetje ook: C. moet niet drie maanden zitten, maar drie jaar. Geen wonder dat hij gratie vraagt. Maar wat heeft hij op zijn kerfstok?
De burgemeester mag een advies uitbrengen over het gratieverzoek. Remmen windt er geen doekjes om. Hij vindt dat de gratie absoluut niet verleend mag worden en dat de Oeffeltenaar een lange straf moet uitzitten. Zodat de man voldoende schrik wordt ingeboezemd om te voorkomen dat hij nog eens zo’n misstap begaat.
De door de rechtbank vastgestelde feiten, zijn de volgende. C., getrouwd man met kinderen, heeft zijn hulp in de huishouding in februari 1927 bezwangerd. Uit angst voor ontdekking spreekt hij met het 20-jarige meisje af dat hij haar van het kind af zal helpen. Hij koopt een spuit met daaraan een bol waarin hij zeepsop doet en vervolgens brengt hij die spuit enkele keren in het geslacht van het meisje in. Met het doel de vrucht af te drijven, zo zal hij toegeven tegenover zijn rechters. De poging mislukt.
In een dorp blijft niet veel verborgen. Als de burgemeester ervan hoort, gaat de veldwachter op onderzoek uit. De spuit wordt gevonden en C. wordt ter verantwoording geroepen. Dat leidt aanvankelijk tot die gevangenisstraf van drie maanden, wegens poging tot abortus, een straf die in hoger beroep wordt omgezet in drie jaar.
Een zwangerschap die niet wordt onderbroken, leidt uiteraard tot een bevalling. Maar waar is die baby? De burgemeester laat alle betrokkenen, ook de vrouw van C. ondervragen, maar iedereen houdt de lippen stijf gesloten. Hij laat huis en erf ondersteboven halen om te kijken of ergens een lijkje is verborgen, maar er wordt niets gevonden. Remmen laat het meisje onderzoeken door een Gennepse dokter en die zegt dat alles erop wijst dat ze kortgeleden is bevallen. Maar waar is de baby?
In zijn advies over het gratieverzoek schrijft de burgemeester dat hij er van overtuigd is dat de verwekker van het kind de baby na de bevalling heeft gedood. ‘Waarschijnlijk heeft hij de vrucht of het kind verbrand’, zo schrijft hij.
Kindermoord, daar wordt C. niet van beschuldigd. Het lijkt echter aannemelijk dat zijn beroepsrechters het hem wel aanrekenen want drie jaar is een extreem zware straf in een tijd dat voor abortus drie maanden al behoorlijk zwaar is voor iemand die het niet doet om er geld aan te verdienen. Zelfs de Hoge Raad lijkt overtuigd dat C. het kindje heeft doen verdwijnen, want die bevestigt het vonnis van het gerechtshof.
Ondanks dat loopt het voor C. redelijk goed af. Het gratieverzoek heeft succes, de straf wordt verlaagd tot de oorspronkelijke drie maanden. Op 8 februari 1929, om zeven uur in de ochtend, licht de politie hem van zijn bed en wordt hij naar de gevangenis in Den Bosch gebracht. Op 9 mei komt hij vrij.
Illustratie: Een geketende vrouw als symbool voor een ongewenste zwangerschap. Illustratie uit Birth Control Review (1923).