Aflevering 119 van Sprekend Verleden
Zondag 21 juni 1936 is een heerlijke, zomerse dag. In het zuiden tikt het kwik de 30 graden aan. Dat beetje wind dat uit het zuidoosten komt, kun je nauwelijks een verfrissend briesje noemen. Dus iedereen zoekt verkoeling bij het water.
Dat doet ook Maria Laurensse (16) uit Venray. Samen met een vriendin loopt ze dat hele eind, een uur en twintig minuten, naar het zwembad van Lenssen. Dat ligt ‘op d’n Bult’, aan de rand van Maashees. Lenssen heeft vorig jaar in Nijmegen een drijvend zwembad gekocht. Het is een constructie die op pontons drijft, met een hekwerk daaronder dat voorkomt dat je in de snelstromende rivier terechtkomt. Het is een prachtig zwembad, daar hebben de meisjes die lange wandeling wel voor over.
Die middag is het zwembad een paar uurtjes het exclusieve domein van meisjes en dames. Want zo wil het meneer pastoor: tegen zwemmen bestaat geen bezwaar, zolang mannen en vrouwen het maar gescheiden doen.
Eenmaal in het zwembad wordt Maria overmoedig. Misschien vindt ze het te druk binnen dat raamwerk van planken. Ze stapt op de loopplank en duikt aan de andere kant de Maas in. Even proeven van de vrijheid.
Het gaat fout. De stroming van de rivier krijgt grip op het meisje en voordat ze het weet, verdwijnt ze onder de golven. Een mooie zomerdag lijkt te eindigen in mineur.
Maria is al buiten bewustzijn als twee armen haar uit de klauwen van de rivier weten te bevrijden. Een jongedame ziet hoe Maria onder water verdwijnt en aarzelt geen seconde. Ze kan heel goed zwemmen, duikt de Maas in en weet de ongelukkige te redden van een wisse dood.
Op de oever, omringd door geschrokken badgasten, komt Maria Laurensse weer bij kennis. Het meisje komt met de schrik vrij. En iedereen in het zwembad heeft een les geleerd: de rivier is niet te vertrouwen, blíjf in het zwembad!
De koene redster blijkt een buitenlandse. En nog van adel ook. Ze heet barones Antonia Thekla Elisabeth Mathilde von Babo en komt uit Oostenrijk. Ze is op bezoek bij haar vriendin Maria Lamers in Venray.
Het bericht van de redding komt ter ore van de Oostenrijkse vice-consul in Maastricht. Hij vindt het niet meer dan normaal dat zijn landgenote voor de reddingsactie wordt geëerd en neemt contact op met de burgemeester van Maashees en Overloon, Antoon Jans. Die is het met de vice-consul eens en is bereid de barones voor een medaille voor te dragen bij de Nederlandse regering. Er is wel een getuigenverklaring nodig. Meest geschikte getuige is Maria Lamers. Maar laat die nou net op reis zijn naar Wenen.
De vice-consul heeft wel wát geduld, maar op een gegeven moment vreest hij dat de burgemeester alles op de lange baan gaat schuiven. Herhaaldelijk schrijft hij een briefje: ‘Hoe zit het beste burgemeester? Waar blijft de medaille voor mijn dappere landgenoot?’ Antoon Jans laat zich niet opjagen. Pas op 9 december van dat jaar stelt hij de officiële aanvraag voor de medaille op aan Hare Majesteit. Het lijkt erop dat de aanvraag vervolgens vermalen wordt in de bureaucratische molen. De vice-consul blijft schrijven. Eindelijk, op 3 mei 1937, bijna een jaar later, krijgt hij bericht. Niet van de burgemeester, maar van de barones uit Oostenrijk zelf. Ze heeft de reddingsmedaille ontvangen.
Bij de foto: het zwembad van Lenssen bij Op de Berg in Maashees. Foto: Peel en Maas van 15 december 1988.