Vorige week de omgekeerde wereld: ik werd geïnterviewd door de burgemeester van Boxmeer. Karel van Soest is een podcast begonnen, een radiohalfuurtje waarin hij Boxmerenaren aan het woord laat. Een gesprek dat op internet te beluisteren is, met een passende naam: Boxcast. Wie zoekt, zal het vinden.
Van Soest had een verrassing. Hij legde me een vraag voor van een man uit Oeffelt: of ik een volkslied voor de aanstaande gemeente Land van Cuijk zou kunnen of willen schrijven. Zoals Bart-Jan Baartmans ooit voor de gemeente Boxmeer heeft gedaan.
Ik stond perplex. Hoe wist die man dat ik een jaar geleden was begonnen aan zo’n lied? ‘Dit is mijn land’, zoals de werktitel luidt, ligt in een lade van mijn bureau te rijpen. Of het afkomt, is de vraag.
Het is niet ingewikkeld om wat coupletten te maken waarin je je streek beschrijft. Rivier, natuur, geschiedenis, het dringt zich op en laat zich snel in kwatrijnen vangen. Maar ik zou graag iets anders vangen: het karakter van de Land van Cuijkenaar. Een volksaard waarvan ik meen dat die eerder Rijnlands is dan Brabants. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Vooral niet te hoog boven het maaiveld uitsteken, dat ook.
Gisteren las ik een opmerkelijk zinnetje, door collega René Megens uit de mond van de nieuwe Cuijkse cultuuraanjager opgetekend. Dat die cultuuraanjager onder meer naar deze regio komt, omdat hij het ‘directe’ van de Brabanders zo aantrekkelijk vindt.
Zijn Brabanders direct? Dacht van niet. Zeggen Land van Cuijkenaren direct waar het op staat? Nog veel minder.
Hij komt er wel achter, die cultuuraanjager. Wie aanjaagt, zal oogsten. En anders kom ik mijn liedje wel voorzingen. Heb het gisteren uit de lade gehaald.