Jaren geleden maakte ik deel uit van de redactiecommissie, een soort van medezeggenschapscommissie. Op een dag kwam er een agendapunt op tafel waar niemand kaas van had gegeten: ouderenbeleid. De vergrijzing voltrok zich niet alleen buiten de redactieburelen, ook daarbinnen. Dat zagen wij, journalisten van middelbare leeftijd, ook wel: grijzende collega’s die na een telefoontje zuchtend en steunend hun embonpoint van hun stoel hesen en zich met pen en blocnote naar de brand ‘haastten’. De gloednieuwe mobiele telefoon die de hoofdredactie had verstrekt, bleef onuitgepakt in het doosje op het bureau achter.
Iemand van de vakbond praatte ons bij. Toen hoorde ik een zinnetje dat me tot op de dag van vandaag is bijgebleven: ‘Ouderenbeleid begint op de dag dat een leerling-journalist wordt aangenomen.’
Een eyeopener. Noem me naïef, maar toen pas begreep ik dat als je wil dat een werknemer tot aan zijn pensioen plezier in zijn werk beleeft, je daar niet twee jaar voor zijn pensioen aan moet gaat denken. Een baas of bestuurder moet altíjd rekening houden met straks.
Gistermorgen popte die eyeopener weer bij me op toen ik las dat de ouderenbond de nieuwe gemeente Land van Cuijk aanbevelingen heeft gedaan. De KBO vreest blijkbaar dat senioren – ondanks dat ze een kwart van het electoraat vormen – het ondergeschoven kindje worden. Er moeten meer geschikte woningen komen, beter openbaar vervoer, zorg op maat. Blijkbaar is het nu niet goed, althans onvoldoende, voor het aantal 70-plussers dat verdubbelt.
Toen dacht ik, tikkeltje gemeen, maar toch: die generatie heeft de huidige samenleving vormgegeven. Waarom vraagt ze de volgende generatie om de onvolkomenheden te repareren?