Ze zeggen dat je reukvermogen weg is als je corona hebt. Dat er ex-patiënten zijn die maanden na hun genezing nog niets proeven en ruiken. Sommigen laten zelfs de boel aanbranden op het fornuis.
Lijkt me lastig. Hoewel er voordelen zijn. Als je op het platteland woont bijvoorbeeld. Over een tijdje rijden de boeren hun stront weer uit over de akkers. Dan kun je er lekker doorheen fietsen, door die typische walm, die, ook al wordt de mest tegenwoordig geïnjecteerd, zich nog behoorlijk ruiken laat.
Voor wie geen corona heeft, is er nu de stank-app, las ik van de week. Een modern snufje (kon de woordspeling niet laten) van het Brabants Burgerplatform. Zodra het stinkt, pak je je mobieltje en tikt op de app in waar en wanneer je stank hebt geroken. Als het even kan ook wie het veroorzaakt. Fluitje van een cent.
Het gebeurt anoniem dus de toorn van de stankverspreider gaat aan je voorbij. En het systeem achter de app zorgt ervoor dat het bij de overheid wordt geregistreerd.
Handig hè?
Maar toch. Ik ga het ding niet downloaden. Ik geloof niet in anonieme klachtensystemen. Je kunt ze misbruiken als iemands smoel je niet aanstaat. Zo’n app is ook net iets té gemakkelijk in het gebruik. Als je moet bellen – dat kan dus gewoon, hè, bij stank kun je gewoon de gemeente bellen – dan denk je toch iets langer na: word ik echt al een week lang kotsmisselijk of is het gewoon l’odeur de pays, is het voldoende om een middag de ramen dicht te houden?
Leven zonder stank is een utopie. Ik moet op een warme zomeravond mijn ramen ook sluiten als op de barbecues in de wijk stukken beest liggen te verbranden.
Belangrijkste argument is echter dat de verhouding tussen boer en burger nog meer onder druk komt te staan. De boer heeft immers niet meegewerkt aan die app. Misschien is een meldsysteem handig, maar maak het dan sámen. Als je mekaar kunt ruiken, ben je ook op praatafstand.