Aflevering 107 van Sprekend Verleden
Een diploma? Nee, dat heeft Egbert Arts (30) uit Haps niet. Hij heeft lagere school genoten, kan zijn naam schrijven en daar houdt het wat intellectuele ontwikkeling betreft wel bij op. Hij is geen lid van een deftig genootschap en heeft ook geen vergunning om dat vak waar hij goed in is, uit te oefenen.
Maar hij doet het wel.
In Haps noemen ze hem gewoon de veearts. Zelfs op het gemeentehuis, in het bevolkingsregister, waarin wordt bijgehouden wie waar en met wie woont, staat achter zijn naam vermeld: ‘veearts’. Er woont ook een echte veearts in het dorp. Eentje met papieren. Maar al dat volk dat van heinde en verre naar Haps gelopen komt, zelfs uit Ottersum en Zeeland, en vraagt waar de veearts woont, wordt niet naar die echte functionaris verwezen, maar naar de boerderij van Egbert Arts. Misschien omdat Egbert geen stadse manieren heeft. Misschien omdat ie niet het onderste uit de kan vraagt.
Zo nodig bezoekt Egbert de boer die een ziek beest in de stal heeft. Hij heeft er gewoon goed zicht op, op het gestel van zo’n beest. Hij loopt om zo’n paard heen, bekijkt het gebit, bevoelt het been waarmee het dier en krabt zich vervolgens eens door de blonde baard. ‘Laat de knecht maar langskomen’, zegt hij dan. ‘Dan krijgt ie een zak kruiden mee. Goed mengen met een paar liter bier. Of honing. En dan zorgen dat het beest het binnenhoudt.’
Het is 20 september 1877 als Egbert ter verantwoording wordt geroepen. Want de overheid heeft het niet op kwakzalvers, zoals de mensen in de wet worden genoemd die zonder diploma het ambt van arts of dierenarts uitoefenen. Om nog maar te zwijgen over de officiële beoefenaren van het vak, de échte veeartsen. Die zien knarsetandend toe hoe amateurs als Egbert met zelfgemaakte zalfjes en kruidenmengsels hen het brood uit de mond stoten.
Egbert komt niet opdagen in Den Bosch. De getuige echter wel. Gerard Willems uit Langenboom geeft eerlijk toe dat Arts zijn paard medicijnen heeft gegeven. Toch spreekt de rechter Arts vrij. Hij heeft niet de indruk dat Arts bedrijfsmatig heeft gehandeld.
Een jaar later ontspringt de Hapse kwakzalver de dans echter niet. Hij wordt ervan beschuldigd vier keer als nep-veearts te hebben gehandeld én heeft er geld voor gekregen. De rechter legt hem op 3 december 1878 een boete van 10 gulden op. Egbert verdomt het om te betalen. Dat wordt dus een nachtje brommen in de cel.
Vanaf dat moment wordt de Hapse boer goed in de gaten. Wat Egbert niet belet om door te gaan met waarin hij goed is: beesten genezen. Al gaat er weleens wat mis. Dat paard van de kruisheren uit Sint Agatha bijvoorbeeld. Het kruidenmengsel uit Haps hielp voor geen meter, het dier was binnen de kortste keren dood.
Nog tien keer wordt hij voor de rechter gedaagd. De boetes worden hoger, nog drie keer belandt hij achter de tralies. In september 1896 krijgt hij, in hoger beroep, een enorme boete: 150 gulden. Dat zou anno nu 2.086 euro waard zijn.
Vanaf dan vindt Egbert het welletjes. Hier en daar geeft hij nog weleens een advies. Maar zalfjes en kruiden, daar brandt hij zijn vingers niet meer aan.
Bij de illustratie: Een man kijkt in de bek van een paard. Illustratie uit een boek over het landleven. Ets van Gerbrand van den Eeckhout 1621-1674). Bron: Rijksmuseum Amsterdam