Aflevering 105 van sprekend Verleden: failliete bakker pleegt fraude.
Er ratelt een kar door donker Sambeek, op vrijdagavond 1 oktober 1880. Volgeladen met huisraad, meel en beddengoed. Er staat zelfs een vogelkooi op met daarin een kanarie. De kar komt leeg terug bij de bakkerswinkel van Jacobus Boumans en wordt opnieuw volgeladen. Dit keer met onder meer een varken. Later op de avond maakt de kar nóg een ritje, met een groot vat vol klotsende petroleum.
Dan keert de stilte terug. Een enkele aanwonende van de hoofdstraat die nog niet in de bedstee ligt, ziet misschien bij een toevallige blik door het venster bakker Boumans met een koe aan de hand langs de gevels van het slapende dorp sluipen.
Wat is er aan de hand? Gaat de bakker verhuizen? En waarom doet hij dat in het geniep, als Sambeek in het donker is gehuld?
Vier dagen later, op 4 oktober, gaat bij een paar slimmeriken een lichtje branden, als een gerucht door het dorp gaat. ‘Heb je het gehoord? Boumans is failliet!’
Failliet? Ja. Jacobus kan zijn gezin niet meer onderhouden, rekeningen blijven onbetaald. Hij ziet geen andere uitweg dan te stoppen met het bedrijf. Nadat de rechter het faillissement heeft uitgesproken, wacht Boumans geduldig de komst van de curator, mr. Heesberg, af.
Die staat twee dagen later al bij Boumans aan de deur om de inboedel te inventariseren. Zodat hij weet wat een openbare verkoping nog kan opleveren voor de schuldeisers. Er valt weinig waardevols te noteren. ‘Zeg bakker, weet je zeker dat je verder geen bezittingen hebt?’ Boumans schudt zijn hoofd en omklemt zwijgend het zilveren horloge in zijn vestzak.
Nog weer twee dagen stapt een dorpsgenoot, J. Laarakkers, in Boxmeer bij de kantonrechter naar binnen. Wat hem naar de rechter drijft? Gewetensnood. Laarakkers was degene bij wie Boumans op die vrijdagavond de 1eoktober het eerste vrachtje afleverde. Boumans had verklapt dat ie op een faillissement afstevende. Of Laarakkers zolang wat spulletjes voor hem kon bewaren. Zodat die niet in handen van de schuldeisers zouden vallen. ‘Geef mij tien centen, dan lijkt het een echte verkoop’, had Boumans gezegd.
De kantonrechter gaat op onderzoek uit en ontdekt dat er nog drie Sambekenaren zijn die het spelletje hebben meegespeeld. Hoebers heeft, voor een dubbeltje, een stapel huisraad, waaronder een fornuis, ‘gekocht’. Jansen zal zolang op het varken passen en Boumans’ broer ‘bewaakt’ een koe. Boumans heeft ook een ondernemer die te goeder trouw is, meegesleept in zijn fraude. Hij heeft een hangklok naar klokkenmaker Van Cuijk in Boxmeer gebracht. Ter reparatie. Maar Van Cuijk mag het klokje niet snel terugbrengen. ‘Ik haal het wel een keer op.’
In een gat in de tuin vindt de kantonrechter een stel verborgen flessen, waaronder champagne. En in het vestzak van de bakker… een zilveren horloge.
Het Gerechtshof in Den Bosch veroordeelt Boumans tot een jaar celstraf wegens ‘bedrieglijke bankbreuk’. Als hij uit de gevangenis komt, is de schaamte waarschijnlijk te groot. Hij vertrekt naar Noord-Amerika. Dat wordt echter geen succes. In 1898 keert hij terug naar Brabant waar hij in 1920, op 80-jarige leeftijd, sterft.
Bij de foto: De Grotestraat in Sambeek op een foto uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Foto uit: Land van Cuijk, 33 dorpen en één stad