Aflevering 104 van Sprekend Verleden
Het nieuws dat in de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 de dijken in Zeeland, Zuid-Holland en West-Brabant zijn doorgebroken, slaat in als een bom. Overal in het land worden hulpacties in gang gezet. Nog voordat goed en wel duidelijk is wat er precies is gebeurd, hoe groot de schade is en welke hulp nodig is, stromen de pakhuizen van het Rode Kruis in Den Haag vol met gebruikte kleding en tweedehands meubels. Zoveel, dat het Rode Kruis al na een dag of twee de boodschap laat uitgaan dat mensen toch vooral moeten stoppen met het sturen van goederen. Maar het is tegen dovemansoren gericht. Als de ramp ook in het buitenland bekend wordt, ontstaan ook daar spontaan hulpacties. Het wordt wel de tweede vloedgolf genoemd. Later in het jaar zal het Rode Kruis zich geen raad meer weten met al die kleding en hele partijen naar Berlijn sturen, waar nog steeds vluchtelingen van de Tweede Wereldoorlog in kampen verblijven.
Ook in het Land van Cuijk zijn de inwoners geraakt door het drama aan de kust, dat 1863 mensenlevens eist, 4500 huizen vernielt en 200.000 hectare grond onder water zet. Amper twee dagen na de ramp spreken de onderwijzers in de regio, verenigd in de Onderwijzersbond, met elkaar af dat ze hulp gaan bieden. Ze gaan breien. Nou ja, niet zíj, maar de meisjes van de hoogste klassen van de lagere scholen gaan dat doen: truien en vesten maken voor de mensen die huis en haard verloren hebben. En ook ondergoed gaan ze naaien. De onderwijzers garanderen dat de kleding ‘zal voldoen aan de eisen van de tijd’.
De gemeentebesturen laten zich ook niet onbetuigd. De tien gemeenten in het Land van Cuijk besluiten mee te doen aan een initiatief van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG). Die heeft hen opgeroepen collega-gemeentes uit de getroffen gebieden te ‘adopteren’. Op 6 februari schrijft de burgemeester van Oploo c,a. aan de VNG dat de Land van Cuijkse gemeenten ook een getroffen gemeente wil bijstaan. Maar ze maken een voorbehoud. Ze vrezen dat zo’n adoptie veel verwachtingen wekt. Voor een volledige adoptie ontbreken ons de middelen, zo schrijft de burgemeester namens de tien. De naweeën van de oorlog zijn immers nog niet verdwenen. Maar ze gaan in elk geval geld inzamelen.
Het Land van Cuijk kiest de gemeente Nieuw-Vossemeer, in de uiterste westhoek van Brabant. Toch fijn dat je als Brabanders elkaar helpen kunt.
Nieuw-Vossemeer is tijdens de vloedgolf van 1 februari weinig bespaard gebleven. De gemeente bestaat grotendeels uit laaggelegen polders. Op meer dan vijftien plaatsen zijn de dijken doorgebroken. Er zijn 50 inwoners verdronken, 62 woningen verwoest en 90 woningen zwaar beschadigd.
In Cuijk en Sint Agatha coördineert het Rode Kruis de inzameling. De inwoners geven gul aan de collectanten die langs de deuren gaan. In Cuijk en Beers samen wordt 6.257,23 gulden opgehaald (huidige waarde bijna 50.000 euro). Daar moet wel wat van af, zo laat het Rode Kruis weten. Er is voor 325 gulden breiwol gekocht. Voor de scholen, waar ijverig wordt gebreid voor de slachtoffers van de vloedgolf van 1 februari.
Bij de foto: kaartje met de overstroomde gebieden.