Aflevering 101 van Sprekend Verleden
Een stel jongemannen uit Rijkevoort is woensdag 30 april 1845 op stap geweest. Ze zijn naar de jaarmarkt in Mill gewandeld. Ze hebben zich goed vermaakt. Een jaarmarkt is dé gelegenheid voor boerenzonen om een glas te drinken en te knipogen naar meisjes. Ze zijn de 20 al gepasseerd, niets te vroeg om uit te kijken naar geschikte huwelijkskandidaten.
Hebben ze zich gedragen? Ze vinden van wel. Kan zijn dat ‘die van Mill’, er anders over denken. Er is altijd wel wat animositeit tussen jonge kerels uit buurdorpen. Misschien hebben de Millenaren zich gestoord aan hun gedrag. Dat ga je toch vermoeden als je hoort wat er op de terugweg gebeurt, als de Rijkevoortse groep tegen zevenen Sint Hubert nadert.
Als ze achter zich geschreeuw horen, draaien ze zich om en zien ze een stuk of wat opgewonden standjes staan. Millse kerels met stokken in de hand.
Eén van de Rijkevoortse jongens – ze zeggen dat het Jan van Mil was, uitgerekend hij met zo’n achternaam – roept: ‘Die ons liefheeft, die volge ons!’ en daarop steken zijn kameraden vol bravoure hun petten in de lucht. Uit de Millse groep klinkt een reactie: ‘Slaan!’
Nu grijpen ook de Rijkevoortse jongens naar stokken. Die breken ze af van hekjes aan de kant van de weg. Een gevecht is niet meer te vermijden. De strijd duurt kort, maar is hevig. Als de vechters, met de nodige schrammen en builen, uit elkaar gaan, blijft een Millse jongen op de grond liggen. ‘Die van Rijkevoort’ maken dat ze wegkomen.
De ongelukkige heet Hendrik Barten. De 22-jarige boerenzoon heeft een bloedende hoofdwond. ‘Voor jullie is het niets, maar ik heb het gelag moeten betalen’, stamelt hij.
Zijn maten, de broers Henk en Theo van den Broek en Arnold Vos, ontfermen zich over hem. Zo goed en kwaad als het kan, dragen ze hem naar Mill en leveren hem af bij diens ouwelui. Over wat er is voorgevallen, zwijgen ze.
Antoon Barten, helpt zijn zoon, geholpen door de dienstmeid en Hendriks zuster, in de bedstee. Aan de verwondingen schenken ze geen aandacht; Hendrik is stomdronken teruggekeerd van de jaarmarkt, denken ze.
Dan komt een oudere broer van Hendrik thuis. Die vertrouwt het niet. Hendrik is bij kennis, zegt dat hij klappen heeft gehad en vraagt om geestelijke bijstand. Hij denkt dat ie dood gaat.
Dokter Theo Kipp is er snel bij en schudt zijn hoofd. Hij geeft de vader weinig hoop. Om half elf sterft Hendrik Barten.
‘Moord in Mill’, kopt het Algemeen Handelsblad een paar dagen later. De officier van justitie weet dan al dat het geen moord, maar een uit de hand gelopen vechtpartij was. Hij laat na een onderzoek drie Rijkevoortse mannen oppakken: Jan Keukens (22), Laurens Koolen (24) en Jan Pouwels (28). Keukens lijkt degene te zijn geweest die Hendrik, toen die al op de grond lag, nog klappen heeft gegeven. Maar de vele getuigen die de rechtbank hoort, willen of durven de beschuldigende vinger niet te wijzen. Keukens en Koolen moeten drie maanden de cel in. Volgens de rechter staat vast dat zij Hendrik geslagen hebben, maar niet met de intentie hem te doden.
Bij de foto: Twee vechtende mannen, studie in rood krijt van Barend Cornelis Koekkoek (1813-1862). Rijksmuseum Amsterdam