Aflevering 98 van Sprekend Verleden
Het is eind maart 1923 als de postbode van Overloon, Frans Hendrix, op het gemeentehuis in Maashees een brief bezorgt van zichzelf. Die laat aan duidelijkheid niets te wensen over: het moet afgelopen zijn met dat schieten in Overloon.
Afgelopen zondag heeft het gilde schietwedstrijden gehouden bij de schietboom op het perceel van Hendrik Giebels in het dorp. De boom staat vlakbij het huis van de postbode. De schutters hebben blijkbaar niet zo’n vaste hand. ‘Bij het wipschieten is een mijner kinderen op 25 maart getroffen door een kogel’, schrijft Hendrix.
Daar schrikt burgemeester Rieter van de gemeente Maashees en Overloon van. Hij laat er geen gras over groeien en ontbiedt de veldwachter, Johannes Schrader. Die krijgt de opdracht te onderzoeken wat er die zondag is gebeurd.
De schrale, lange veldwachter, die nog steeds met een Hollandse tongval spreekt, ook al woont hij al vijftien jaar in Brabant, meldt zich ten huize van de Overloonse postbode. Daarna polst hij andere inwoners van Overloon. Postbode Hendrix vertelt de veldwachter dat zondagmiddag twee van zijn jonge kinderen – Elisabeth van tweeënhalf en Karel van vier – buiten aan het spelen waren. Rond kwart over vier kwam Kareltje huilend naar binnen: ‘Moeder, ik heb een kogel op den kop gehad.’ Het hoofdje van de peuter bloedde en op aandringen van een van de buren ging Hendrix’ vrouw naar wethouder Crooijmans om het geval te melden. Maar Crooijmans was niet onder de indruk. ‘Hebben ze het kind niet met een stuk hout op de kop geslagen?’, zou de wethouder hebben gezegd.
Volgens de postbode was Karel niet ernstig gewond geraakt. Maar het was niet de eerste keer dat de kogels rondgevlogen hadden. Een jaar eerder had Hendrix met een kind op de arm rondgelopen en was er een kogel rakelings langs hem heen gekomen. ‘Die schietboom staat op een gevaarlijke plaats.’
Eén van Hendrix’ buren, boer Peter van Wanroij, vertelt de veldwachter dat hij gezien heeft dat Karel door niemand geslagen is, dat het kind ineens begon te huilen en bloedend naar binnen rende. Van Wanroij: ‘Vorige jaar zat ik met mijn vrouw op een bankje voor het huis en vielen er ineens drie kogels voor ons neer. Toen zijn we maar naar binnen gegaan.’ Hij zegt dat zijn paard angstig wordt van het schieten en dat kinderen uit de buurt na het schieten in zijn weiland op zoek gaan naar kogels en altijd wel wat vinden.
Geertruda Janssen vertelt de veldwachter dat zij verleden jaar in de hals is geraakt door een kogel. Gelukkig was het een schampschot geweest. Ook bakker Van Rijswijck en kleermaker Van Opbergen vertellen de veldwachter dat hen wel eens kogels om de oren hebben gevlogen. Die schietboom staat op een gevaarlijke plaats, vinden ze.
Burgemeester Rieter leest het rapport van de veldwachter en weet genoeg. Hij legt de kwestie op 14 april voor aan B en W en nog dezelfde dag wordt besloten dat de vergunning voor de schietboom, die al sinds 1910 gold, wordt ingetrokken. De kinderen van de postbode kunnen weer ongehinderd buitenspelen. En het gilde is voorlopig uitgeschoten.
Bij de foto: Schieten op de wip.