Aflevering 97 van Sprekend Verleden
‘Blijf kalm. Eerst denken. Dan doen.’ Dat staat op de voorkant van een folder die de BB, Bescherming Bevolking, in de herfst van 1961 verspreidt. De BB was in 1952 opgericht om de bevolking te beschermen bij oorlog en andere rampen. De folder, ‘Wenken voor eerste hulp’ geheten, moet Nederlanders informeren over wat ze het beste kunnen doen als er een atoombom valt. De folder zit, samen met de folder ‘Wenken voor de bescherming van uw gezin en uzelf’, in een envelop waarvan 3,3 miljoen exemplaren worden verspreid.
We zitten middenin de Koude Oorlog. Het communistische oosten en het kapitalistische westen staan tegenover elkaar en de wapenwedloop tussen de VS en de USSR maakt iedereen zenuwachtig. Want die wapens zijn vooral kernwapens.
Geen wonder dat de overheid het publiek probeert voor te bereiden. Op 22 september 1961 geeft minister Edzo Toxopeus, minister van binnenlandse zaken, het startsein voor de nationale voorlichtingscampagne ‘Bescherming bevolking’.
De folders roepen weerstand op. Hoe komt de overheid erbij dat je een atoomaanval kunt overleven? Je kunt wel onder een tafel of in de kelder kruipen, maar de radioactieve straling krijgt je toch te pakken. En waar moet iedereen schuilen?
Die vraag klinkt reëel, maar het zal nog enkele jaren duren voordat de overheid op zoek gaat naar het antwoord.
In 1965 wordt besloten een ‘fall-out enquête’ te houden, een onderzoek naar de schuilmogelijkheden. Als eerste volgt een proef in de regio Apeldoorn. Medewerkers en vrijwilligers van de BB gaan huis-aan-huis met vragenlijsten en onderzoeken woningen en andere gebouwen op de mogelijkheden om te schuilen. Uit de proef blijkt dat in dat gebied de meeste mensen bij een atoomaanval wel beschutting kunnen vinden. Maar hoe is het in de rest van het land? Na de proef volgt een nationale enquête. Dat is een flinke pens werk en het kost veel geld: 11,6 miljoen gulden (zo’n 27,2 miljoen euro anno nu). Daarom wordt de enquête gespreid uitgevoerd.
Het Land van Cuijk is begin jaren zeventig aan de beurt. Van in ieder geval één gemeente zijn de uitkomsten bewaard gebleven: Wanroij. De data geven een ontluisterend beeld. Boeren en burgers met een kelder hebben het getroffen. Die kunnen bij een atoomaanval in eigen huis schuilen. Anderen zijn afhankelijk van wat de lokale overheid, de gemeente Wanroij dus, ter beschikking heeft. Da’s niet veel.
Wanroij telt begin jaren zeventig 4.179 inwoners. De enquete wijst uit dat 954 huizen een (schuil-)kelder hebben. Daarin kunnen bij een kernramp 1.218 mensen schuilen. In openbare gebouwen is voor nog eens 415 inwoners een plekje te vinden. Maar dan houdt het op. De schuilcapaciteit is 1.633, die 2.546 andere Wanroijnaren hebben dikke pech.
De beschermingsfactor van Wanroij bedraagt 39 procent. Dat is laag, als je het vergelijkt met het gemiddelde percentage van Nederland: 62,8 procent. Toch is Wanroij niet echt een uitzondering. De stedelijke gebieden krikken het gemiddelde op. Op het platteland is maar gemiddeld voor 37 procent van de mensen bescherming.
Afijn, gewoon doen wat de folder zegt: kalm blijven.
Bij de foto: Atoomschuilkelder in de kazematten van Maastricht (caponnière Waldeck), 1975. Fotocollectie RHCL Maastricht