Aflevering 95 van Sprekend Verleden
In de tweede helft van januari 1919 begint het te vriezen. Bij schaatsliefhebbers gaat het hart sneller kloppen. Zou het lekker doorvriezen, zodat er weer een heerlijk potje geschaatst kan worden? Liefhebbers uit Haps en Oeffelt weten wel waar ze dan moeten zijn: op de Polder. In de oksel van de twee spoorlijnen die elkaar kruisen bij Kruispunt Beugen, ligt een plas die, eenmaal dichtgevroren, garant staat voor urenlang ijspret.
In de eerste week van februari daalt het kwik naar min 15 graden. De Polder vriest helemaal dicht.
Op zondag 9 februari ziet de plas zwart van de mensen. En wat een voordeel biedt de trein! Hapsenaren hoeven dat hele eind niet te lopen, je kunt in het dorp opstappen op het Duits Lijntje. Uitstappen bij Kruispunt Beugen en dan loop je zó de ijsbaan op. Dat geldt ook voor die uit Oeffelt, maar dan van de andere kant. In het Boxmeersch Weekblad lezen we een paar dagen later hoe de Oeffeltse schaatsliefhebbers in een zwaar beladen trein naar Kruispunt Beugen reden. ‘Een kort, ondeugend paadje bracht ons aan een breeden plas, elf twaalfden van het jaar van ieder verlaten, thans allen tot zich trekkend.’
Honderden mensen hebben dan al de Friese doorlopers onder gebonden. Het is een en al zwieren en zwaaien, versterkt door de klanken van een harmonica. Er wordt gewalst en wie een centje over heeft voor de muzikant, wordt getrakteerd op een mazurka of een polka. De kleintjes verdringen zich bij de snoepkraam, de ouderen bij de koek-en- zopie. Het is kermis op het ijs.
Als het duister intreedt, komt een einde aan de schaatspret. Stappen we direct op de trein? Nee, nee, eerst nog even naar ‘Kras’! De raampjes van Hotel Krasnapolski, bij station Kruispunt Beugen gelegen, stralen een gloed uit die moeilijk te weerstaan is. De mensen hangen met de benen buiten. ‘Wat een volte! Druk!’ Ieders geduld wordt op de proef gesteld, maar uiteindelijk staat daar toch een glas gerstenat voor je neus. Proost!
Een jaar later, december 1920, is de Polder amper dichtgevroren, maar van alle kanten komen de liefhebbers aangestoven. Het ijs kan die last niet dragen en velen, aldus de krant, ‘hadden het genoegen met een nat pak huiswaarts te keren’.
Jaren later, op 30 december 1938, richten schaatsliefhebbers uit Haps een heuse ijsclub op, met de Polder als hun ‘thuisbasis’. Er is echter een probleem. Door het jaar heen groeit de plas dicht. Riet en biezen maken de plas in de winter steeds moeilijker bereikbaar. Vrijwilligers willen dat riet in de zomer wel te lijf, maar de Polder is niet van de gemeente, maar deels van de Nederlandse Spoorwegen (NS).
Namens de ijsclub schrijft gemeentesecretaris Thijssen op 14 januari 1939 een brief aan NS. Mag de Hapsche IJsclub in de zomer riet en biezen verwijderen? En willen NS de ijsclub in ruil daarvoor als enige toestaan om de Polder als ijsbaan te ‘exploiteren’? NS vindt het best. Als de club maar wat riet laat staan zodat de vissen nog enige beschutting houden. En de Hapsche IJsclub krijgt het alleenrecht om de plas als schaatsbaan te exploiteren. Tegen een bescheiden huurbedrag: 2,50 gulden per jaar.
Bij de foto: ‘Vallen bij het schaatsen’, prent van Dirk Jurriaan Sluyter (1826-1886), Rijksmuseum Amsterdam