Wethouder Peperzak van Gennep draagt twee petten. Het is eind november, dus logisch. Vandaag tikt het kwik hooguit 7 graden aan en er waait een matige wind uit het oosten. Dan is een tweede pet niet verkeerd.
Peperzak verkeert in goed gezelschap. Ik ben al net zo’n koukleum. Durf best te verklappen dat ik in de winter aan één paar sokken niet genoeg heb. Binnen dus. Ondanks de vloer die ik heb laten isoleren. Jawel, twee paar sokken en daar met schapenwol gevoerde sloffen overheen.
Het verschil tussen Peperzaks petten en uw columnist zijn sokken, is dat de laatste zichtbaar zijn. Tenminste, als u zo brutaal zou zijn bij mij naar binnen te gluren. Maar Peperzaks petten, daar zie je niets van. Dus zou u de goede man tegenkomen en een praatje beginnen over zomaar een willekeurig onderwerp – bijvoorbeeld de kerk van Ven-Zelderheide, die ze willen ombouwen tot gemeenschapshuis, een heel actueel thema in dit tijdsgewricht van ontkerkelijking – dan ziet u niet dat Peperzak op dat moment die twee petten draagt. De ene pet is die van wethouder, de functie staat in onzichtbare gouddraden op de klep geborduurd. En de andere pet is die van penningmeester van het kerkbestuur, met het beeld van de heilige Antonius op de klep. In sober bronskleurig draad, maar ach, je ziet het niet.
Op het gemeentehuis vinden ze het geen probleem. Want, zeggen ze, als B en W van Gennep beslissen over het Vense gemeenschapshuis, zet de penningmeester van het kerkbestuur gewoon zijn pet even af.
Zit ik toch met een probleem. Als je niet kunt zien welke petten iemand draagt, dan zie je toch ook niet welke hij afzet? Ik zie maar één oplossing voor de koukleum: oorwarmers vragen aan Sinterklaas.