Arm Grave. De provincie keurt de begroting af, er moet stevig bezuinigd worden en of het Land van Cuijk een reductie van de inhuur van personeel met 7,5 ton zal slikken, is nog maar de vraag. Verder wacht de gemeente nog een miljoenenclaim van de failliete scheepswerf.
Ondertussen ziet Grave knarsetandend toe hoe de vier buurgemeenten naar elkaar toegroeien. Over een jaar en twee weken hijsen zij een gloednieuwe vlag. In het noordelijkste puntje van het Land van Cuijk wappert dan het gerafelde dundoek van Grave, een gemeente die dacht net als het dappere Gallische dorpje in de strip van Asterix en Obelix de druk te kunnen weerstaan. Grave, waar een kleine meerderheid zelfstandig wil blijven. Een gemeente die, als het huishoudboekje zo treurig blijft, over een jaar onder curatele staat van het provinciebestuur. Grave, dat voor gekwalificeerd personeel straks afhankelijk is van die grote, nieuwe buurgemeente.
Wat is er straks over van die zelfstandigheid? Loopt er dan nog íemand met de borst vooruit door de nauwe straten van het historische stadje? Het zal voelen als een nieuw beleg van Grave. Een waarvan het geschiedenisverhaal nu al te schrijven is. Hoe het eertijds trotse Grave zich vijf jaar later realiseert dat de bres in de denkbeeldige stadsmuur niet meer te dichten valt. Hoe de gerafelde vlag wordt gestreken. Hoe de burgemeester van Grave blootshoofds aanklopt bij zijn collega van de gemeente Land van Cuijk met de vraag of zijn gemeente heel alstublieft mag meedoen met dat succesverhaal. Hoe de burgemeester van het Land van Cuijk antwoordt: ‘Maar natuurlijk amice. Zodra je de schadeclaim van de scheepswerf hebt betaald, gaan onze deuren wagenwijd open.’