Een geheim is het niet, maar weinigen weten dat ik Antonius heet. Voordeel van geboren worden in een braaf rooms gezin: je krijgt meer namen mee. Ik kreeg er vier. Past allemaal maar net op officiële formulieren.
Morgen is het de naamdag van de heilige Antonius Abt van Egypte. U kent hem wellicht van het gemeentewapen van Sint Tunnis; hij pronkt met een varken. Een betere patroon voor de varkenshoofdstad van Nederland is nauwelijks denkbaar.
Ik zal morgen geen kaarsje opsteken en ook geen taartje aansnijden. Want ik ben niet vernoemd naar Antoon met het varken. En nee, het was ook niet die andere Antonius, die van Padua, naamdag 13 juni, die mijn ouders in gedachten hadden toen ze Antonius opnamen in mijn rijtje doopnamen. De Antonius naar wie ik vernoemd ben, was namelijk… een vrouw.
Klinkt heel vooruitstrevend, maar dat was het niet. Noem het traditie, noem het pragmatisme, noem het een poging de familie te vriend te houden, maar ik ben gewoon vernoemd naar mijn peettante, Antonia. Dat mijn ouders de mannelijke variant hebben gekozen, ach, zo ging dat toen. Had voor mij niet gehoeven. Sommige mannen heten Maria.
Ook twee van mijn drie andere namen zijn vernoemingen in de familie. Maar de vierde verwijst wel degelijk naar een echte heilige. En wat voor één: Jozef van Nazareth. Naamdag 19 maart. In de bijbel wordt ie netjes neergezet als de verloofde van Maria, die, toen zij zwanger bleek, maar niet van hem, het verhaal van de engel geloofde dat zijn liefje door de Heilige Geest was bezwangerd.
Tegenwoordig zouden we zo’n bedrogen gast een watje noemen, een hoorndrager. En daar ben ik dan naar vernoemd. Denk maar niet dat ik op 19 maart een kaarsje aansteek.