De Brabantse gedeputeerde voor wonen, Erik Ronnes, heeft het in zijn woonplaats Boxmeer prima naar zijn zin. Dat zei hij gisteren in een interview in deze krant. Hij noemt het ‘goud’ om hier te kunnen wonen.
Als geen ander zal de gedeputeerde begrijpen dat een stel woonwagenbewoners óók in die gouden plaats wil wonen. Woonwagenbewoners die in dezelfde krant laten weten dat ze uit protest hun caravans in een plantsoen hebben neergezet. Omdat Boxmeer twee jaar geleden blijkbaar heeft beloofd dat er woonwagenstandplaatsen komen. Die er nog niet zijn.
Je kunt niet zomaar ergens een caravan neerzetten om iet af te dwingen, zo reageert de locoburgemeester. Zit wat in. Diens verweer dat de gemeente wacht totdat er een regionaal woonwagenbeleid is, klinkt mager. Heb je in die twee jaar hard genoeg aan dat regionale beleid getrokken?
Boxmeer heeft – o, ironie! – wel íets gedaan. Burgers die in hun vakantie met een woonwagen door het land trekken – die heten dan campers – kunnen wèl terecht.
Meest schrijnende is natuurlijk dat Boxmeer een prachtige plek voor woonwagens had. Mijn moeder zei dat je een oude jas niet moet weggooien voordat je een nieuwe hebt.
In die gouden gemeente moet toch een plekje te vinden zijn waar een handvol families, wier genen opspelen als ze langer dan een week in een huis zonder wielen wonen, hun wagens kunnen neerzetten.
Je moet het wel willen.
Gelukkig gloort er hoop. Gedeputeerde Ronnes zegt in zijn interview dat hij voor de Brabantse Stijlprijs woonvormen zoekt die ‘net even anders’ zijn. Net even anders, zoals… een caravan in een plantsoen? De prijs is binnen, goud! Wat is ook alweer het thema van de prijs? O ja: een thuis voor iedereen.