Het is niet goed of het deugt niet. Rijkswaterstaat brengt exclusief voor boeren die hun grond aan de verkeerde kant van de Maas hebben liggen een pont in de vaart. Maar het duurde de boeren te lang. En nu balen ze dat hij er twintig minuten over doet om de andere kant te bereiken.
Altijd nog sneller dan omrijden over Ravenstein. Weten de boeren ook wel. Toch hebben ze ‘op scherpe toon’ geklaagd bij Rijkswaterstaat.
Als ik boer was in deze stressvolle tijden, met stikstof- en mest- en oversteekproblemen, was ik blij met twintig minuten verplicht meedeinen met een boot, staren naar de oever die langzaam dichterbij komt, tijd om het goede en het kwade van mijn bestaan te overdenken.
De boeren die grond aan de verkeerde kant van de Maas hebben, klagen ook over de vaartijden. De Christoffel – veilige naam voor een pont, hij is de patroonheilige van de reizigers – vaart tussen 8 en 16 uur. Is dat niet goed? De boot mag dan de zegen van een heilige afdwingen, daglicht op zo’n gevaarlijke plek bij stuw en sluis, voor een pont die niet aan een ketting ligt, lijkt me essentieel.
Boeren noemen het kantoortijden en daar doen ze niet aan. Ach… Denken nog steeds dat ze het monopolie hebben op vroeg opstaan. Dat er geen ambtenaren zijn die al om 7 uur fris gekamd aan hun bureau zitten, dat PostNL ’s avonds geen pakjes bezorgt. Buiten de melkput is de 24-uurseconomie allang begonnen, boer.
Dat boeren blijven klagen vind ik een waardevolle vastigheid in dit tijdsgewricht dat gekenschetst wordt door zoveel grote veranderingen. Immers, als boeren níet meer klagen, zo zegt het spreekwoord, nadert het einde der dagen. Op de pont naar die andere overkant zit niemand te wachten.