‘Niemand begrijpt ons’, zegt een nertsenfokker uit Rijkevoort in deze krant. Corona verpest zijn broodwinning. Zijn toekomst was al onzeker door het fokverbod dat in het verschiet ligt. En nu zien hij en zijn collega’s zich geconfronteerd met een overheid die geen knopen durft door te hakken over hoe het verder moet met die lege stallen.
De ondernemer overdrijft een tikkeltje. Er zijn zat mensen die wèl begrip hebben voor zijn situatie. Misschien zelfs voor wat ie doet: beestjes fokken voor het velletje, een boterham verdienen aan koukleumen uit Rusland en China die het vertikken om een gebreide muts op te zetten.
Zelfs een verstokte vegetariër als ik, met een uitgesproken mening over de bio-industrie, heeft begrip voor de positie waarin de goede man in verzeild is geraakt.
Empathie – het vermogen om je in de ander te verplaatsen – is een menselijke eigenschap. En dus vind ik het zielig als een ondernemer buiten zijn schuld zijn boterham wordt ontnomen. Ik verplaats me in hém, stel me voor dat mij het vrije woord wordt ontnomen, dat ik geen cent meer verdien aan mijn stukjes. Zie me vol schaamte staan bij de voedselbank.
Dát de nertsenfokker denkt dat niemand hem begrijpt, heeft een oorzaak. Zijn beroepsgroep vormt een gesloten wereldje. Het is een bedrijfstak die zich realiseert dat het beroep dat ze uitoefenen aan de rand staat van wat de moderne samenleving accepteert. Met het ‘beroepsverbod’ dat vanaf 2024 geldt, beseffen de fokkers dat ze die rand feitelijk al zijn overgegaan. Dat ze in reservetijd zitten. Misschien is zo een collectief gevoel van schuld ontstaan. Dat is een zware last, die niet zelden draagbaar wordt door om te zetten in collectief zelfmedelijden.