In Amerika ging een hond aan de wandel. De labrador was met zijn baasje verhuisd, maar het beest had heimwee naar zijn oude hondenhok. En dus liep hij terug, een afstand van 90 kilometer. In zijn eentje, zonder Google Maps. Stak drukke wegen en zelfs een rivier over. Het stond in de krant en dan is het waar.
A piece of cake voor zo’n beest. Ik bedoel, zijn grote broer, de wolf, draait zijn klauw ook niet om voor een dagmars van 50 km.
Het is komkommertijd, hè. Dan mag de fauna zich verheugen in een meer dan gemiddelde belangstelling van journalisten.
Wij hadden ook ooit zo’n wandelaar. Settie, zo heette het vuilnisbakkenras. Een wit hondje dat voor geen meter luisterde en als de achterdeur op een kier stond, schoot ie er vandoor. Mijn moeder erachteraan met haar krulspelden nog in. Maar roepen noch schelden kon het beest vermurwen. Het bleef de hele dag buiten, schooierde in de buurt wat rond en blafte, tot ergernis van mijn moeder, de postbode van de fiets. Pas als ’s avonds mijn oudere zus thuiskwam van haar werk, kwam er rust. Zij was de enige die maar één keer hoefde te roepen. Dan kwam de schooier vrolijk kwispelend naar binnen.
Op een dag was mijn moeder er klaar mee.
‘Hij gaat weg. Een oudere dame wil hem dolgraag hebben.’
Op een zondagmorgen werd Settie in de auto geladen en naar Blerick gebracht. Ik wist niet waar dat lag. Helemaal bij Venlo, zag ik in de Bosatlas. Twee dagen later hoorde mijn moeder buiten bekend geblaf. Gevolgd door het gevloek van de postbode. Ze keek uit het raam, recht in de snuit van de trouwe viervoeter. Het hele eind getippeld, van Blerick naar Boxmeer, 36 kilometer. Ze riep zijn naam. Maar het beest kwam niet naar binnen.
Foto: nydailynews.com