Van Mona Keijzer, die eergisteren een bliksembezoek bracht aan het Land van Cuijk, die lijsttrekker wil worden van het CDA en met steun van boze boeren de Tweede Kamerverkiezingen wil winnen, moeten we elke keer als we iets eten, een boer bedanken.
Mona meent met kennis van zaken over de landbouw te kunnen spreken omdat haar ene opa boer was en haar andere iets in de visserij deed. Dan heb je er verstand van, als je als peuter bij opa op de knie hebt gezeten en braaf naar zijn geklaag hebt geluisterd.
Dus nu moeten we van Mona op onze knieën. Niet langer om de Heer te danken, maar de Boer.
Dank je de koekoek.
Net als ontevreden koeien- en varkensboeren speelt Mona graag op ons gemoed door kwistig met oneliners te strooien. Bijvoorbeeld door te stellen dat als we het de boeren moeilijk maken, wij onze voedselvoorziening zelf in gevaar brengen. Valt weinig aan af te dingen: zonder eten gaan we dood.
Dat het omgekeerde evengoed geldt, wil de verongelijkte boer weleens vergeten. Als wij zijn piepers niet vreten, gaat híj dood. Me dunkt dat de coronacrisis dát wel heeft laten zien. Er ligt een miljard kilo aan frietaardappelen in de vrieshuizen. Naast duizenden kilo’s kalfsvlees dat we in coronatijd ook al niet bliefden.
Aardappeltelers worden door de overheid – uit de schatkist die wij consumenten vullen – gecompenseerd. Niet volledig, maar toch. Waarom protesteren wij consumenten daar niet tegen? Omdat wij ons bewust zijn van die wederkerigheid, die afhankelijkheid van elkaar.
Maar daarover hebben de opa’s van Mona nooit gesproken.
Er is een oneliner waar Mona maar eens over moet nadenken voordat ze haar toetje serveert: wat de boer niet kent, vreet ie niet.