‘Een kwartje voor de kok’. Leuk gevonden door de VVD’ers in Gennep. Een woordspeling op de accijnsverhoging die Wim Kok, in 1991 minister van financiën, invoerde om het gat op zijn begroting te vullen. Toen werd de benzine een kwartje duurder. Nu zou het, in de ogen van de Gennepse liberalen, een extra fooi moeten zijn die bezoekers van een lokaal terras op hun tafeltje achter zouden laten. Om de geplaagde ondernemer, die door de coronacrisis maanden geen inkomsten had, een steuntje in de rug te geven.
Het is een oproep, hè. Geen moeten. Want vrijheid blijheid blijft het motto van de partij.
Is het een goed idee? Misschien beter een andere vraag stellen: weten we nog wat een kwartje is? Het muntje bestaat immers al achttien jaar niet meer. Toen de euro kwam, bleef een muntje ter waarde van 25 eurocent achterwege.
Je zou denken dat de babyboomgeneratie (geboren tussen 1945 en 1960) het meeste spendeert in de horeca. Maar het zijn juist hun kinderen, de millennials, ook wel generatie Y genoemd, die het vaakst met hun betaalpasje zwaaien in café en restaurant. Aan eten buiten de deur gaven ze vorig jaar gemiddeld 1.512 euro uit. Babyboomers hielden de knip dicht na 1.239 euro.
Een deel van de millennials zal het kwartje nog wel kennen, een groot deel zal bij het lezen van die vriendelijke oproep onderaan de menukaart zijn schouders ophalen, de ober vragen om de rekening te ‘splitten’ en een afgepast bedrag pinnen.
Nee, goedbedoeld, maar het kwartje is afgedaan. Doet ook geen recht aan de inflatie. Ik stel voor: ‘Eurootje méér voor de goede sfeer’. Of, als je in de ban bent geraakt van de bevallige lach van ober of serveerster: ‘Toetje voor het aardige snoetje’.