Op de voorpagina prijkte gisteren een medaille om uit te knippen. Om aan het raam te plakken. Bij iemand die volgens jou óók een lintje verdient.
Heb niet geknipt. Te veel kandidaten.
Ik mag het misschien niet zeggen. Roep de verdenking over me af dat ik jaloers ben. Ben gisteren immers níet gebeld. Maar toch: die lintjesregen is een beetje een circus. En dan niet Toni Boltini in zijn gloriejaren, maar zo’n mediterraan samenraapsel van gescheurd tentdoek en slecht verstaanbare spreekstalmeester. Die vóór de pauze tevens de paljas uithangt en na de pauze een kunstje doet op de rug van een olifant waarvan zelfs 3-jarigen zien dat het de ezel van vóór de pauze is, met slurf en oren van karton. Zo’n om te huilen circusje dat toert langs campings in Zuid-Frankrijk.
De lintjesregen als circus, maar wél een gezellig circus. Dat compleet is met de doorzichtige smoes waarmee de decorandus naar het gemeentehuis wordt gelokt – ‘Doe toch maar een stropdas om, Jan, je weet nooit…’ -, de groepsfoto, de medaille op de borst en de opsomming van de wapenfeiten in de krant: zoveel jaar dít en zoveel jaar dát…
Een kaal circus dit jaar. Een droge lintjesregen. Zelfs geen smoesjes. Een telefoontje van de burgemeester en dat was het dan. Had iets meer creativiteit verwacht. Van de week feliciteerde de harmonie mijn buurvrouw ondanks de corona pontificaal voor de deur, mét handhaving van de afstandsregel. Er was een heuse hand-shake, met een handschoen aan een lange stok.
Zoiets had ik gisteren willen zien. Burgemeester die met een accordeonist langs de deuren van de decorandi trekt. Die met een prikstok van anderhalve meter een lintje opspeldt. Ezeltje-prik-je. Toch weer die ezel.