Aflevering 32 van Bevrijding Stap Voor Stap. Eerder gepubliceerd in dagblad De Gelderlander.
Het is 17 april 1945 als de bevrijding voor weer een inwoner van deze regio te laat komt. Het is Joannes Verkoelen (53) uit Cuijk. De in het Limburgse Heythuysen geboren Verkoelen is in 1940 brigade-commandant van de Rijkspolitie in Boxmeer. Korte tijd werkt hij als instructeur aan de politieschool in Hilversum, tot maart 1941, als de politie wordt gereorganiseerd. Dan wordt hij commandant van de marechaussee in Cuijk.
Verkoelen is uit het goede hout gesneden. Hij luistert, in tegenstelling tot sommige andere politiemensen, wél naar zijn geweten. Niet dat hij lid wordt van de ondergrondse, maar hij is loyaal aan het verzet. Als rond de jaarwisseling van 1943/’44 een beroep op hem wordt gedaan, werkt hij mee aan het zoeken van een onderduikadres voor een spion uit Engeland die in bezet Nederland inlichtingen komt verzamelen. Ook zijn zoon Jac (27), ambtenaar in Eindhoven, helpt mee.
De Sicherheitsdienst (SD), de Duitse geheime politie, krijgt daar lucht van. Op de avond van 24 mei 1944 kloppen de SD’ers aan bij zijn woning aan de Grotestraat in Cuijk en arresteren de opperwachtmeester. Ook zijn zoon wordt in Eindhoven opgepakt. Beiden belanden in het huis van bewaring in Arnhem.
Rond 1 juni 1944 worden ze overgebracht naar de Polizei- und Untersuchungsgefängnis ‘Lager Haaren’ in het grootseminarie Haarendael, in het Brabantse Haaren. Vanuit die gevangenis stuurt hij met enige regelmaat brieven naar zijn vrouw, Dina Teuns, in Cuijk. Op haar beurt stuurt Dina pakjes naar haar man. Met etenswaren en rookgerei. Verkoelen schrijft dat de omstandigheden in de gevangenis best goed zijn. Over het eten valt niets te klagen, maar sommige lekkernijen mist hij wel: ‘Ge begrijpt: iets van thuis gaat toch boven alles. (…) We krijgen hier alle soorten brood maar het echte Cuijksche roggebrood heb ik nog niet gehad.’ Dus vraagt hij Dina om wat roggebrood. ‘Verder een beetje vleesch, wat ge hebt. b.v. worst ham, gekookt of gebakken spek.’ Dina stuurt ook gekookte eieren en als er eentje gebroken aankomt, adviseert Verkoelen ze de volgende keer wat langer te laten koken…
De marechaussee is zeer godsvruchtig. In elke brief laat hij weten op God te vertrouwen en dat hij veel bidt om een goede afloop. Hij schrijft: ‘Stuur mij ook een gewoon kerkboekje, waar alle gebeden staan, de H, Mis enz en een haarkam.’
Op 27 augustus 1944 schrijft hij zijn laatste brief. Zoon Jac was al in juli 1944 in vrijheid gesteld, maar over het lot van vader blijft de familie in onzekerheid. Ze weten niet dat hij in een Duits concentratiekamp is beland. Via Sachsenhausen en Bergen-Belsen komt hij terecht in Pölitz bij Stettin (Polen). De gevangenen moeten werken in de chemische fabriek Hydrierwerke Pölitz. Het zijn lange dagen en er is een groot tekort aan voeding en medische zorg. Op 17 april 1945 bezwijkt Joannes Verkoelen aan de ontberingen. Daar komt de familie vele maanden later pas achter. Tot dan houden ze zich vast aan zijn laatste op schrift gestelde woorden: ‘Houd moed en alles komt terecht. Dááág, Papa. Daaaag.’
Bij de foto: Detail van Joannes Verkoelens laatste brief uit de gevangenis in Haaren, 27 augustus 1944.
Geraadpleegde bronnen:
- brabantsegesneuvelden.nl
- Brieven Joannes Verkoelen uit de gevangenis in Haaren (archieven.nl)
- brief zoon Piet Verkoelen over salarisperikelen (archieven.nl)