Een supermarktbaas uit Gennep zegt in de krant dat hij meer verbinding voelt met zijn klanten. Kun je gerust bijzonder noemen. Als je het aantal maatregelen overziet dat hij vanwege het besmettingsgevaar heeft moeten nemen, is het überhaupt een wonder dát hij en zijn collega’s klanten krijgen. Als er geen virus zou waren, kwam er geen hond over de drempel van zijn winkel: deurbeleid, winkelwagen verplicht, anderhalve meter afstand, niet met zijn tweeën winkelen en babbeltjes met bekenden zijn verboden. Desondanks voelt de manager meer verbinding dan in gewone tijden. Dat doen rampen met je. De mens schikt zich en toont zich zelfs dankbaar voor de opgelegde ketenen.
Sommigen zijn uitgesproken content met de maatregelen. In een reactie op de website waardeert een klant dat er minder klanten zijn nu die alleen moeten komen. ‘Lekker rustig’, schrijft hij. Wat mij intrigeert, is de zin die de goede man eraan toevoegde: ‘Ik ben alleenstaand dus voor mij is dat fantastisch.’
Een onbeduidend zinnetje met een loeizware lading. Meneer is eenzaam. En erger nog dan alleen zíjn, is continu ervaren dat de mensen in je omgeving níet alleen zijn. Nu weet hij zich in de grote winkel omringd door op het oog vele andere eenzamen. En niemand ziet dat hij het werkelijk is.
Vorig jaar reisde ik alleen door Spanje. Geen enkel probleem, totdat ik op een zwoele avond Park Güell in Barcelona bezocht. Dat romantische park van Antoni Gaudi trekt honderden verliefde, verloofde en getrouwde stelletjes aan. Ik sjokte door het magische park van die wereldberoemde kunstenaar en vond er geen zak aan. Alsof ik in mijn eentje met een eenpersoons magnetronmaaltijd door een volle supermarkt liep.