Aflevering 28 van Bevrijding Stap Voor Stap.
Het is de tweede helft van maart 1945 en langzaam nemen ambtenaren en bestuurders hun taken weer op. Dat is belangrijk, ook al zijn ze nog lang niet allemaal terug op hun plek en moeten ze flink improviseren. Maar ze beseffen dat het chaos wordt als de orde niet snel wordt hersteld. Dat geldt vooral voor het vraagstuk van de evacués. Waar zit iedereen en hoe kan de terugtocht in de goede banen worden geleid? Van het Militair Gezag krijgen de bestuurders de opdracht om wekelijks te inventariseren waar de vluchtelingen zitten.
Op 17 maart ondertekent burgemeester Van Nispen tot Sevenaer van de gemeente Mill c.a. zijn wekelijkse lijstje. Er staan niet minder dan 530 geëvacueerde mensen op. Slechts 75 daarvan kunnen in hun eigen levensonderhoud voorzien. Die andere 455 moeten financieel worden gesteund. Uit de gemeentekas van Mill. Dat is een hard gelag.
Op de gekste plaatsen hebben de vluchtelingen onderdak gevonden. Zo wonen 13 gezinnen, 90 mensen in totaal, in een kippenhok of bakhuisje. De rest is bij boeren en burgers ondergebracht. De meesten komen uit Boxmeer: 90. Uit Groesbeek 51, Vierlingsbeek 49 en Nijmegen 48. De rest plaatsen als Oeffelt, Venraij en verder weg. Ook de onderduikers uit andere gemeenten die tijdens de bezetting in Mill en Sint Hubert een veilig heenkomen hadden gezocht, worden meegeteld. Het zijn er 35.
Eén van de geëvacueerde families die toestemming krijgt om terug te keren naar huis, is de familie Barten van de Stationsweg in Boxmeer. Op zaterdag 19 maart 1945 komt het gezin vanuit Helmond op een boerenkar het dorp binnengereden. Alle ogen zijn gericht op hun huis. Staat het er nog? Gelukkig wel. Maar omdat het nog bewoonbaar is, hebben geallieerde soldaten er hun intrek genomen.
Jo Barten (18) schrijft in haar dagboek: ‘Toen we (…) terugkwamen konden we niet meteen in ’t eigen huis, zat vol met Engelsen. Eerst nog in de Paddestoelen (Bilderbeekstr.) gezeten, toen in ’t huis v. Mevr. Op de Coul en toen eindelijk thuis. De zolder lag vol met rotte appels en het huis is behoorlijk beschadigd en bevuild door Engelse militairen die er de ‘Officer’s Mess’ in gehuisvest hadden. Hard moeten werken!’
In de Maasdorpen wordt een begin gemaakt met het opruimen van mijnen. De projectielen liggen overal. Het is een gevaarlijke klus waar onder andere soldaten van de afdeling Stoottroepers van de Binnenlandse Strijdkrachten voor worden ingeschakeld.
Op 22 maart wordt Sambeek opgeschrikt door een luide knal. Enkele Stoottroepers zijn daar bezig met het onschadelijk maken van een mortiergranaat. Dat gaat vreselijk mis. De granaat ontploft en kost aan drie mannen het leven. Twee anderen worden zwaargewond. Eén van de doden is de 20-jarige Jan Verhoeven uit Leende. Samen met zijn broers Wim en Fried zat hij tijdens de oorlog ondergedoken. Na de komst van de geallieerde troepen in het zuiden, hadden de drie broers zich bij de Binnenlandse Strijdkrachten gemeld. De Stoottroepers worden met militaire eer begraven.
Bij de foto: Vergunning voor één van de leden van het gezin Barten om terug te mogen keren naar Boxmeer.
Geraadpleegde bronnen:
- Oorlogsdagboek Jo Barten Boxmeer
- brabantsegesneuvelden.nl