Ik heb er geen onderzoek naar gedaan, maar ik durf er een Dailalalama carnavalspekske van Bavaria om te verwedden dat het gros van de mensen de korenmolen van Rijkevoort mooier vindt dan een moderne windmolen langs de A15. De Martinusmolen in Beugen en de Korenbloem in Oploo, middenin het dorp, winnen met gemak de schoonheidswedstrijd van de driewiekers die het hedendaagse Duitse heuvellandschap domineren. Ik denk dat je zelfs de handen op elkaar krijgt als de molenromp in de Boxmeerse wijk Bakelgeert-Noord weer wieken zou krijgen. Dat op winderige zaterdagen die reuzenarmen weer door de lucht zouden zwiepen. Mooi wà.
En toch zijn de windmolens van weleer, waar, als er geen oosterse griepvariant heerst, busladingen toeristen naartoe komen, niets meer of minder dan bonkige fabrieksinstallaties. Waarin ooit luidruchtige machines met windkracht werden aangedreven om te malen, te zagen, te persen en te pompen. Die we anno nu naar bedrijvenpark Laarakker in Haps zouden verbannen.
Zijn windmolens lelijk?
Vijftien jaar geleden kolkte het in Boxmeer toen er plannen waren om windmolens te bouwen voor groene stroom. Het verzet was zó hevig dat het voorstel werd ingetrokken. Nu probeert de gemeente het opnieuw. We moeten van het gas af en minder CO2 produceren. De aarde gaat naar de kloten. Windmolens produceren geluid, er vliegen vogels tegenaan, de wieken werpen schaduwen over het land en ‘men’ vindt ze lelijk.
Valt er iets te kiezen? Er valt altíjd iets te kiezen. Je kunt het buitengebied vol zonnepanelen leggen of het Noordzeestrand verpesten. Maar wie de stekker niet uit het stopcontact wil trekken, zal de consequenties moeten ervaren als ie naar buiten kijkt.