Ik ga wat meer respect hebben voor Overloon. Niet dat ik het dorp tot nu toe met de nek heb aangekeken, dat zeker niet. Ik heb er gewoon niet zoveel te zoeken, ben meestal een passant. Op een mooie dag wil ik er weleens per ongeluk terechtkomen, peddelend over het goed geasfalteerde fietspad van het Loonse bos. Op een andere dag als ik van Venray kom en liever een omweg door de dorpen maak dan snel thuis over de snelweg. Een heel enkele keer omdat een huisgenoot ontiegelijk veel zin heeft in ijs van Clevers. Dat is het wel zo’n beetje.
Meer respect dus, dat heeft het dorp verdiend. Waarom? Omdat alleen al die twee topattracties, Zoo Parc en Oorlogsmuseum, er vorig jaar in geslaagd zijn bijna 300.000 bezoekers te trekken. Driehonderdduizend! Da’s veel hoor. Je zal ze te eten moeten geven. Daar komen de bezoekers van dat kleurige festival, Schijt aan de Grens, en van de vakantiebungalows nog eens bij.
Ze schreeuwen het niet van de daken. Zal wel in de aard van het beestje zitten. Inwoners van een grensgebied zijn meestal de bescheidenheid zelve. Te veel en te vaak speelbal geweest van veroveraars. Doe maar gewoon, dan val je niet op.
Dat Overloon een van de topdorpen van de regio is geworden, is helemaal een prestatie als je je realiseert hoe het dorp er 75 jaar geleden bijlag. Toen de kruitdampen van de Slag om Overloon waren opgetrokken en de in alle haast geëvacueerde inwoners terugkeerden, bleek er geen gevel meer overeind te staan. En nu? Nu is Overloon een bloeiend, welvarend dorp waar mensen van heinde en verre naartoe trekken. Om te leren dat een oorlog in het museum thuishoort en om vertederd te kijken naar roodbuiklemuren en Tobie, het dwergnijlpaard.
Foto: ZooParc Overloon