Dwarskijker zaterdag 7 december 2019
Ik had nog nooit van een Hongaars wolvarken gehoord. Ook nog nooit een gezien, vermoed ik. Totdat er gedoe om kwam in Ottersum. Een deel van het nog niet zo heel lang geleden agrarische dorp loopt te hoop tegen de biologische stadstuinboer. Die heeft een stel van die rare varkens rondlopen. En daar is de buurt tegen. Want: stank. En vrees voor ratten die op het voer afkomen.
Tja. Duizend varkens wegstoppen in een stal en zo efficiënt mogelijk vetmesten vinden we geen probleem. Maar een paar van die vrolijk uitziende beesten uit de Karpaten, die zich te goed doen aan groenafval en zich smerig maken in de modder, daar hebben we moeite mee.
Kijk, als de bezwaren puur esthetisch waren, zou ik tegen de buurt zeggen: je hebt een punt. Want laten we wel wezen; moeders mooiste is het zwijntje niet. Die lelijke kop en al die haren… Het lijkt wel een bastaardvarken. Alsof een zeug in een wei met schapen heeft gelopen en in een onbewaakt ogenblik, terwijl het zwijntje stond te schransen van de smurrie, door een ram is besprongen.
Die haren. Hoe ziet dat eruit als het beest uit een modderbad komt? En dan heeft het varken ook nog eens twee tepels minder. Gelukkig krijgt het ook minder biggen, anders was het vechten geblazen onder moeders buik.
Om de wol moet je zo’n Mangalica, zo luidt de officiële naam, niet houden, heb ik begrepen. Het is het vlees dat bijzonder schijnt te zijn. Het wordt niet alleen geroemd om de smaak, maar ook omdat het onverzadigde vetzuren bezit. Er zit zelfs meer Omega 3 dan in vis.
Er is een bemiddelaar aangesteld die de ruzie tussen wolvarkenhouder en buurt moet oplossen. Mij lijkt een compromis voor de hand: eenmaal per jaar een buurtbarbecue.