Afl 12 van Bevrijding Stap Voor Stap
Wat een chaos. Waar is iedereen toch? De inwoners van de dorpen langs de Maas zijn overal verspreid. Die van Gennep zijn door de Duitsers naar het bezette deel van oost-Nederland gestuurd. Sommigen zelfs naar Friesland.
In het Land van Cuijk zijn de dorpen bij de Maas zo goed als leeg. In de dorpen iets verder Brabant in kun je over de hoofden lopen. Veel mensen zijn overhaast vertrokken en hebben geen idee waar familieleden zich bevinden. In De Gelderlander, die gelukkig weer verschijnt, stapelen de advertenties zich op. De één zoekt de ander. W. Strik uit Linden vraagt de verblijfplaats van H. Strik. Stiphout zoekt vanaf zijn evacuatieadres in Rijkevoort naar de familie Sanders. G. Broeks uit Vianen, klinkt behoorlijk wanhopig: hij heeft al acht weken niets van zijn zoon Wim gehoord. En J. Nuijen uit Cuijk, wil weten waar Anita de Bruin, de huishoudster van de pastoor van Middelaar, is gebleven.
In Maashees zijn de Duitsers halverwege november nog steeds de baas. Maar ze zijn zenuwachtig en laten zich steeds vaker van hun onbeschaafde kant zien. Dat merkt landbouwer Ernest Janssen ook. Elke dag doet hij verslag in zijn dagboekje. Janssen is één van de weinigen die het dorp nog niet hebben ontvlucht. Met zijn doodzieke vrouw en zoon is hij achtergebleven. ‘Huizen worden geplunderd en alles wat van gading is gaat mee. Bij ons in huis zitten soldaten, waardoor het tenminste niet door anderen geplunderd wordt. Als wij ons in de kelder behelpen, zitten de moffen in huis onze konijntjes te braden en eten ze met ons beste servies’, schrijft hij.
Als op een gegeven moment brand ontstaat op de hooizolder en de vlammen vrij spel krijgen, zit er ook voor dit gezin niets anders op dan te verkassen. Janssen laadt zijn doodzieke vrouw op een kruiwagen en gaat op zoek naar een schuiladres. ‘Het regent hard, we worden doornat. Huizen staan in brand. Hierdoor wordt het dorp hel verlicht’, noteert hij ’s avonds. Op 23 november is het dan zover: de Engelsen bevrijden Maashees. Wat ervan over is tenminste. Maar de inwoners kunnen nog niet terug. Te gevaarlijk.
Wie ook niet terug kan keren, is Stientje Jans uit Maashees. Twee weken geleden (8 november 1944) werd ze vier jaar. Het dochtertje van Sjang en Catrina Jans heeft het slecht getroffen. Met haar familie was ze geëvacueerd, ze woonden met dertig mensen in een kippenhok in Oirlo. Toen werd de boerderij beschoten. Haar broertje was op slag dood, Stientje kreeg een granaatsplinter in haar rug. ‘Mama, ik kan niet meer lopen!’, gilde ze. De nonnen in het klooster wilden haar wel verzorgen. Totdat het in Oirlo ook onveilig werd. Ze is met de nonnen meegegaan naar de zusters in Castenraij en wordt liefdevol verzorgd. Dat is veel werk want de kleuter is half verlamd. Op de trap van de kelder van het klooster speelt een Duitse soldaat ’s avonds op zijn mondharmonica. Stientje slaat dan met haar armpjes de maat. Een Duitse arts die haar onderzocht, schijnt te hebben gezegd: ‘Bij ons geven ze zo iemand een spuitje.’ Eén van de nonnen ontplofte bijna en beet hem toe dat we niet in nazi-Duitsland zitten.
Bij de foto: Advertenties met oproepen voor vermiste familieleden in De Gelderlander van 23 november 1944.
Geraadpleegde bronnen:
- De Gelderlander van 18 tot 23 november 1944
- dagboek Ernest Janssen in het archief van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie
- www.mooitienray.nl