Dwarskijker woensdag 9 oktober 2019
Burgemeester Karel van Soest legde zaterdag een krans. Dat was in Ysselstein, op het kerkhof waar 32.000 Duitse soldaten liggen. Van velen ontbreekt de naam op het kruis.
Best opmerkelijk, zo’n eerbetoon aan het voetvolk van de toenmalige bezetter. Maar het is tijd dat we ons realiseren dat onder die kruizen zonen liggen.
Eén van de namen die niet ontbreken is die van Herbert Zeeden. Hij was amper 21 jaar toen een Britse kogel een einde aan zijn leven maakte. Hij was er vast niet op voorbereid, op een vuurgevecht, die zaterdagmiddag de 23e september 1944. Het was rond de klok van drieën. Engelse gevechtswagens reden door Boxmeer. Ineens stonden ze op de Beugenseweg oog in oog met Herbert en enkele van zijn kameraden. Het was oorlog, hè. Dan is het schieten of beschoten worden.
Herbert uit Aschendorf had eigenlijk ook niets te zoeken in Boxmeer, zo ver van Ost-Friesland. Misschien had hij zijn vader wel moeten helpen met het rooien van piepers. Maar Herbert was de wereldbrand ingezogen, door een gefrustreerde korporaal met een mal snorretje. Bij de Luftwaffe deed Herbert wat hem werd opgedragen. In het Sambeeks veld stond een zoeklicht dat de nachtelijke hemel afspeurde naar vijandelijke vliegtuigen.
Misschien bad zijn moeder elke zondagochtend in de kerk om de heelhuidse terugkeer van haar zoon.
Zijn eerste graf was in een akker van Bouwmans, langs de Beugenseweg. Daar heeft hij, gewikkeld in een matrasovertrek, gelegen tot 20 oktober 1948. Toen werd wat er van hem over was – resten van een blauwe trui, een kaak waarin de verstandskiezen op doorbreken stonden – opgegraven. Herbert kreeg in Ysselstein een plekje tussen zijn kameraden. Vak P, rij X, graf 232.