De Bookerprize gaat David Mitchell niet krijgen dit jaar. Deze week werden de zes titels bekendgemaakt die op de shortlist zijn beland en daar staat De niet verhoorde gebeden van Jacob de Zoet niet bij. Toch jammer, al is het van de ene kant wel begrijpelijk. Mitchell’s boek is misschien wel te veel een Nederlands boek. De roman is geschreven in het Engels – en buitengewoon goed vertaald – maar leest als een Nederlandse roman. Dat komt niet alleen doordat de hoofdpersoon een Nederlander – een achttiende-eeuwer uit Goes – is. Dat komt ook omdat de setting Hollands is en Mitchell er in geslaagd is een decor te schilderen – de Nederlandse VOC-handelsmissie in Decima, Japan – dat buitengewoon authentiek overkomt. Ook al heeft hij ter voorbereiding een tijdje in Nederlandse archieven gesnuffeld, dan nog is het bijna niet te geloven dat deze roman niet door een Nederlander is geschreven. Mitchell zet een Jacob de Zoet neer die in alles een Zeeuw is. Balkenende ten voeten uit. Onkreukbaar, gelovig en principieel. Drie eigenschappen waarmee je het ook in die tijd niet redde, al je ambities ten spijt. Souplesse, omkoopbaar zijn en kameleontisch vermogen, daar kwam je verder mee. Vandaar dat Jacob de Zoet kan bidden wat-ie wil, de Zeeuwse ambtenaar krijgt niet zijn zin. Een heel knappe roman. Je moet even wennen aan de stijl, soms is elke zin een nieuwe alinea en dan ontstaat er een staccato-ritme dat niet past bij de traagheid van het VOC-leven. Maar als Mitchell je eenmaal bij de klauwen heeft, laat-ie je niet meer los.