Dwarskijker zaterdag 10 augustus 2019
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander
Dat het ene wezen tot voedsel voor het andere dient, is een mechanisme van de natuur dat vanuit puur menselijk perspectief wat macaber lijkt. Doden als hoofdactiviteit van je bestaan, dat past niet echt in ons geëvolueerde bewustzijn. Toch is het dát mechanisme waarmee Moeder Natuur de boel aardig weet te reguleren. Excessen worden ermee voorkomen. Zolang de mens die structuur respecteert en niet al te zeer beïnvloedt tenminste.
De vogelwerkgroep Rijk van Nijmegen pleit er bij de gemeenten voor om de processierups op een andere manier te gaan bestrijden. Door de natuurlijke vijand van rups en vlinder in de watten te leggen. Zodat met name vogels de panklare hapjes uit de eikenbomen plukken en in de opengesperde bekjes van hun nageslacht proppen. Koolmezen in plaats van boomstofzuigers, ja waarom niet. Laat de natuur zijn gang maar gaan.
Ik moest denken aan de gebogen rug van mijn vader. Hij kroop voor me uit, oculeerde de rozen die voor hem en zijn gezin een bestaanszekerheid betekenden terwijl ik, als een hospik op het slagveld, de wonden in de jonge rozenstammetjes vakkundig verbond.
Soms schoot het even niet op. Dan doodde ik de tijd met een spel met de wezentjes die ik in het veld aantrof. Lieveheersbeestjes bijvoorbeeld. Je kon ze op de top van je vinger zetten en wachten totdat een windvlaag hun vleugeltjes opwaaien deed. Weg waren ze. Als het te lang duurde, hielp ik een handje. Gaf het insect een flinke tik. Soms overleefden ze dat niet. Als ik pech had, draaide op zo’n moment mijn vader zich om en gaf me zelf een flinke tik. ‘Afblijven’, gromde hij dan. ‘Die eten de bladluizen op.’
Ik heb het mechanisme van Moeder Natuur al vroeg aan den lijve ervaren.