Er komt een wandelpad langs Oost-Brabantse kloosters, las ik. Die zijn er nog zat en zat geweest ook. Dus dat wordt een peulenschil, om over een lengte van driehonderd kilometers kloosters en plekken waar ze stonden als etappeplaatsen te bestempelen. Ik begrijp dat van de kloosters wordt verwacht dat ze de wandelaar iets bieden. Een overnachting bijvoorbeeld. Glaasje zelf gebrouwen bier? De Franciscanen in Megen hebben er zin in: ‘Bij ons kunnen ze meebidden.’
Ik mag het graag doen, wandelen. Heb een aantal van die lange-afstandswandelingen afgerond. Wat me opvalt, als ik over de heide struin en door de bossen dwaal, is dat woud aan bordjes. Want laten we wel wezen: er zijn al héél veel wandelroutes. En fietsroutes. En mountainbike-routes. Rondje 33. En ruiterroutes. Men-routes. Ongetwijfeld komen er binnenkort ook e-bike-routes. Die karretjes gaan sneller en dus kan de route langer zijn. Plus dat de e-bikers de langzaamaanfietsers dan niet in de wielen rijden.
Op sommige kruispunten van bospaden raak je de weg kwijt: er staan gewoon veel te véél bordjes. Naast de langeafstandswandelingen zijn er streekpaden. En NS-wandelingen. En ommetjes van de gemeente. En informatieve wandelingen van de toeristenbureaus. En historische wandelingen langs plekken waar iets bijzonders is gebeurd. En fluisterkeien die over de oorlog vertellen…
Ondertussen hebben Mieke Arts en Jan Koopmans uit Holthees er een dagtaak aan om al die bordjes te schilderen die achter hun rug steeds worden weggekrabd.
Misschien, als ik ze allemaal heb gehad, misschien dat ik dan aan het kloosterpad begin. Sluit ook niet uit dat ik in een kloostercelletje mijn slaapzak uitrol. Maar Megen sla ik over.