Eindelijk eens wat anders op 4 mei. In Cuijk tenminste. Daar gaan ze ná de officiële herdenking in de schouwburg mooie dingen doen. Verhalen vertellen bijvoorbeeld. Uit een gevonden oorlogsdagboek.
Ik heb niets tegen kransleggingen en even stil zijn. Niets tegen kinderen die met bibberende stem gedichten over vrijheid voordragen. Maar moeten we de doden steeds op dezelfde manier herdenken? Het zijn dezelfde doden en we moeten ze niet vergeten, zeker. Sterker nog, hoe langer de Tweede Wereldoorlog achter ons ligt, des te belangrijker wordt het om hen die hun leven voor onze vrijheid gaven te herdenken.
Want de mensen die hen gekend hebben, zijn er zometeen ook niet meer. Dan hebben we alleen nog de namen, gebeiteld in monumenten. Maar namen zijn enkel letters in steen als we de verhalen achter die namen niet kennen.
De verhalen moeten dus doorverteld worden. Maar hoe gaat dat met verhalen? Ze zijn kwetsbaar. Vertel maar eens een verhaal aan je buurman en vraag het door te vertellen aan zíjn buurman. En vraag vervolgens die buurman het verhaal na te vertellen. De ruis zal de verhalen hebben aangetast.
Soms worden de verhalen sleets. En soms vallen ze in verkeerde handen. In handen van machtsgeile schreeuwlelijkerds die ze uit hun verband rukken. Moeten we allemaal niet willen.
Misschien moeten er verhalenbewakers komen.
Er komt een tijd dat we de doden niet meer kennen. Dat is erg, maar niet het ergste. Pas als we de verhalen niet meer vertellen en we niet meer weten wat het is om geknecht te worden, moeten we vrezen voor het ergste.
Dat de nieuwe Cuijkse manier van herdenken de bron zal zijn voor een eeuwigdurende verhalencarrousel. Dat is een mooie gedachte.
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander