Ik zou best eens een tijd níet over de Maaslijn willen schrijven. Een week of vier of zo. Maar potverdorie, die lui van Arriva maken het er wel naar. Donderdagavond: zes uur slaat de klok en ding ding doet mijn telefoon. Ik slik ijn eerste hapje pasta door en neem op.
‘Papa, de trein rijdt niet.’
Ik kan een gevat antwoord nog net inslikken, de pasta achterna. Had willen zeggen: ‘Dacht dat je nieuws voor me had’, maar hoorde dat de stem aan de andere kant van de lijn niet op grapjes zat te wachten.
‘Waar sta je?’
Vierlingsbeek dus. Ik zoek internet af op storingen en lees dat er tot half negen geen trein zal rijden wegens een overwegstoring. Maar dochterlief en haar vriendin hebben een afspraak in Nijmegen. Of ik ze niet even kan ophalen.
Zucht. ‘Komt er geen bus dan?’ Meestal regelen ze vervangend vervoer.
Nee dus. Heb ik toevallig die avond geen auto voor de deur dus bel ik mijn steun en toeverlaat in autoloze dagen – mijn zus van om de hoek – en beloof mijn dochter dat ik er met een minuut of twintig ben.
Wil ik in de leenauto stappen, trilt mijn telefoon weer.
‘Laat maar, we hebben een lift.’
Hm, denk ik. Een lift? Bestaat dat nog? En is dat wel vertrouwd? Als puber heb ik duizenden kilometers gelift, maar dat was in het pre-Dutrouxtijdperk.
Ze wacht mijn bezorgde vraag niet af: ‘Niets aan de hand. Het is een pizzakoerier. We bezorgen even wat pizza’s hier en dan brengt Mohammed ons naar Boxmeer. Reizen we vanaf daar verder. Ik heb twee pizza’s op mijn schoot.’ Vette lach.
‘Wat voor?’, vraag ik.
‘Ik ruik ham.’
Aardige jongen, die Mohammed van Alanya. Misschien moet Arriva hem maar een baan aanbieden. Niet in de kantine, in het management. Hij weet hoe het hoort.
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander