De wolf schijnt nu echt te zijn teruggekeerd in Nederland. Op de Veluwe loopt een wijfje rond dat al tinderend een mannetje heeft gespot. Volgens universitair uitgevoerd drollenonderzoek blijken de twee elkaar al zo leuk te vinden dat er gerekend mag worden op nageslacht. In mei, zo is de verwachting, kunnen de beschuiten met muisjes worden gesmeerd. Met echte muisjes, denk ik. Biologen doen het in hun broek van opwinding.
Ik heb al visioenen gehad van wolven in deze regio. Als zo’n roofdier het op de Veluwe goed toeven vindt, dan vindt zo’n beest de Staatsbossen in Sint Tunnis, landgoed Tongelaar of de door Unesco goedgekeurde Maasheggen vast ook interessant als leefgebied. De welpjes die in mei geboren worden, waaieren uit. Voor je het weet, zetten die hun tanden in de schaapskudde die het gras in de Maasbroeksche Blokken in Boxmeer kaal houdt.
Het zal wel net zo aflopen als met de bever. Juichende verhalen toen ze verderop in Limburg langs de Maas werden uitgezet. Blijkbaar dachten biologen en beleidsmakers dat zo’n bever de hele dag in zijn hangmatje ligt. Dat ie af en toe, om toeristen te vermaken, een rondje door het water zwemt. Maar nee. Blijkt zo’n beest voorzien van een geslacht en voortanden. Brengt dus zijn tijd door met paren en bomen doorknagen. ‘Ja maar dat was niet de bedoeling!’
En dus is er een afschietprogramma opgesteld.
Nu dus de wolf. In één van mijn visioenen stapt over een paar jaar een officiële delegatie uit het Land van Cuijk en Maasduinen op de trein. Ze brengen een bezoek aan het Openluchtmuseum in Arnhem. Niet voor een dagje uit, maar om de directeur over te halen ons wolvennet, in de 19e eeuw hier nog gebruikt, terug te geven.
Foto: Nederlands Openluchtmuseum
Geurt Franzen schrijft tweemaal per week (woensdag en zaterdag) de column Dwarskijker voor de editie Maasland van De Gelderlander