Hapse kinderen konden in de jaren twintig van de vorige eeuw het Wilhelmusvast uit volle borst meezingen. Als de onderwijzers van de openbare school zich tenminste hielden aan het leerplan. Het leerplan voor het schooljaar 1925/1926 (foto) van de toen nog openbare lagere school is er nog. Het wordt bewaard in het BHIC in Den Bosch. Bij ‘muziek’ lezen we de taak van de leerlingen van de vijfde en zesde klas (de huidige groepen 7 en 8 van de basisschool): ‘Leeren zingen van liedjes en liederen, die ook in ‘t dagelijksch leven voldoen (Vaderlandsche e.a. liederen)’.
De openbare school in Haps is allang verleden tijd. Het schooljaar 1925/1926 zou zelfs het laatste zijn. Op 1 januari 1926 verkocht het gemeentebestuur het schoolgebouw aan de Kerkstraat aan de rooms-katholieke parochie. De openbare school werd een katholieke jongensschool en kreeg de naam Aloysiusschool.
Tot dan was de openbare school gemengd. In de praktijk kwam het erop neer dat er alleen jongens naartoe gingen. De meisjes gingen, sinds 1905, naar de katholieke school van de nonnen, de Zusters van Schijndel.
Dat er in het overwegend katholieke dorp nog geen katholieke school was, had alles te maken met de schoolstrijd die al enkele decennia woedde. Alleen openbare scholen kregen subsidie van de overheid; bijzondere scholen, zoals scholen op religieuze grondslag, moesten zichzelf bedruipen. Toen in 1917 scholen financieel werden gelijkgesteld, schoten in het zuiden de katholieke scholen als paddenstoelen uit de grond en hadden de openbare scholen het nakijken.
Het Hapse leerplan werd vastgesteld door burgemeester en wethouders en goedgekeurd door de onderwijsinspecteur. Uit het gedrukte boekje, waarin in keurig schoolmeesterhandschrift de Hapse gegevens staan ingevuld, maken we op dat er drie schoolmeesters waren. J. C.F. Baijens was hoofd en hij werd bijgestaan door A. van Dieten en G.J. van Geijn. Er waren drie lokalen: waarschijnlijk twee leerjaren bij elkaar in de klas.
Per vak en per leerjaar beschrijft het leerplan wat de kinderen geacht werden te leren. Lezen en schrijven waren afzonderlijke vakken naast ‘Nederlandsche Taal’, dat zich vooral op grammatica richtte. Bij ‘lezen’ werd in de eerste klas een leesplank met letterdoosjes als hulpmiddel gebruikt en in de vijfde gebruikte de meester deel V van het boekje ‘De jonge lezer’.
Geschiedenisles kregen alleen de leerlingen van 5 en 6, met als belangrijkste onderwerp: jaartallen van belangrijke gebeurtenissen. ‘Bespreking van eenige dieren en planten die voor de woonplaats van belang zijn’ werd bij het vak Kennis der Natuur belangrijk geacht. Heel opvallend een notitie in potlood bij de vijfde klas: ‘vogelbescherming’. Vast van een meester die vond dat de kwajongens het eierrapen moest worden afgeleerd.
Ook de vakanties staan keurig opgesomd: een week vrij na Kerstmis en Pasen, twee weken na de eerste zondag na 15 juli en nog eens veertien dagen na 15 september. En maandag en dinsdag na de eerste zondag van september was de school ook dicht. Dan was het kermis in het dorp.
—
BIJSCHRIFT: Het leerplan van de openbare basisschool van Haps voor het schooljaar 1925/1926 zoals het bewaard wordt in het Brabants Historisch Informatie Centrum (BHIC) in Den Bosch. Foto: Geurt Franzen
Dit is aflevering 40 van de historische rubriek Sprekend Verleden die elke maandag in de editie Maasland van De Gelderlander verschijnt. Daarin gaat Geurt Franzen op zoek naar het verhaal achter voorwerpen en documenten die zijn overgeleverd uit de rijke geschiedenis van Oost-Brabant en Noord-Limburg.